Een zwak imaan; symptomen, oorzaken en hoe te genezen Hoofdstuk 2. Symptomen van een zwak imaan
Er zijn een aantal symptomen van de ‘ziekte’ zwak imaan, hieronder volgen er enkele:
- Zonden begaan en verboden zaken verrichten. Er zijn sommige mensen die zonden begaan en erin volharden en die vele soorten zonden begaan. Wanneer iemand veel zonden begaat, dan wordt dat een gewoonte van hem, hij raakt eraan gewend en hij ervaart het niet langer als verschrikkelijk. Hij bereikt geleidelijk het moment waarop hij de zonde openlijk begaat en aldus wordt zoals degene naar wie in de volgende h’adieth wordt verwezen: “Mijn hele Oemmah (gemeenschap) zal het goed vergaan, behalve diegenen die openlijk zonden begaan. Een voorbeeld is degene die ’s nachts iets doet en wanneer de ochtend aanbreekt en Allah had zijn daad bedekt door de nacht en hij zegt: “O jij, ik heb dit en dat gisteren gedaan.” Zijn Heer had de daad bedekt en hij heeft wat zijn Heer bedekte blootgelegd.” [1]
- Het gevoel hebben dat je hart hard is. Iemand kan het gevoel hebben dat zijn hart in steen is veranderd waar niks meer kan doordringen. Allah de Verhevene zegt: “Toen verhardden jullie harten zich daarna, zodat zij als steen werden of zelfs harder dan dat, want voorwaar, er zijn stenen waaruit rivieren ontspringen en voorwaar, er zijn er die splijten, zodat er water uitstroomt en er zijn er die neervallen uit vrees voor Allah.” [2]Het doet de persoon met een verhard hart niet zoveel als hij een dode ziet of als hij begrafenissen meemaakt. Zo iemand zal zelfs een dode naar zijn graf brengen en aarde op zijn graf gooien, maar het is voor hem alsof hij op een markt rondloopt…
- Het niet op de juiste manier verrichten van aanbidding van Allah (Verheven en Glorieus is Hij). Zo iemand is er niet bij met zijn gedachten, hij kan zich niet concentreren wanneer hij bidt, de Qor-aan reciteert, een smeekbede verricht enz. Hij denkt niet aan de woorden die hij uit en hij dreunt de woorden op omdat het een gewoonte is, als hij ze al regelmatig opzegt. Als hij gewend is om op een bepaald tijdstip een bepaalde smeekbede te verrichten, volgens de Soennah van de profeet (vzmh), zal hij niet nadenken over wat hij aan het zeggen is en Allah aanvaardt geen smeekbede van degene wiens hart Hem niet kent (degene die niet vaak aan Hem denkt). [3]
- Luiheid en achteloosheid/onverschilligheid in de aanbidding van Allah de Almachtige. Als iemand ze al verricht, zijn het slechts ‘lege’ bewegingen, handelingen zonder inhoud, ontdaan van elke emotie. Allah de Alwetende heeft de hypocrieten aldus beschreven:“Voorwaar, de huichelaars proberen Allah te misleiden en Hij vergeldt hun (misleiding). En wanneer zij in de salat staan, staan zij er lui bij, om door de mensen gezien te worden. En zij gedenken Allah slechts weinig.” [4]
Dit betekent ook het niet je uiterste best doen bij bijzondere gelegenheden en tijden voor aanbidding. Dit is een aanwijzing dat hij niet geïnteresseerd is om beloning te verkrijgen. Op het moment dat hij bijvoorbeeld in staat is om de bedevaart te verrichten, zal hij het uitstellen of hij zal niet strijden op de Weg van Allah, of hij zal de gebeden niet met anderen verrichten of hij gaat niet naar het vrijdaggebed. De profeet (vzmh)heeft gezegd: “Mensen zullen stoppen om in de eerste rij te bidden, totdat Allah ze in de Hel zal gooien.” [5]Hij voelt zich niet schuldig als hij slaapt en een van de verplichte gebeden heeft gemist, of wanneer hij een Soennah-gebed, dat zeer sterk wordt aanbevolen, niet verricht. Zijn geweten zal ook niet gaan knagen als hij niet regelmatig Allah gedenkt of een smeekbede verricht. Hij voelt er ook niets voor om het later goed te maken en iets dat Soennah is of een fard kifaayah [6] zal hij nalaten. Hij zal niet naar de feestgebeden gaan, of bidden bij een zons- of maansverduistering, of begrafenisgebeden bijwonen.Hij staat onverschillig tegenover beloning. Hij is het tegenovergestelde van de ideale persoon als beschreven door Allah in Zijn boek: “Voorwaar, zij wedijverden in goede daden en riepen Ons aan, verlangend (naar Onze Genade) en vol ontzag (voor Onze bestraffing). En zij waren nederig tegenover Ons.” [7]
Een ander voorbeeld van luiheid in aanbidding is het verwaarlozen van aanbevolen daden, de Soennah. Daden die de profeet (vzmh)regelmatig uitvoerde, zoals het nachtgebed, vroeg opstaan om naar de moskee te gaan en het doh’a gebed [8] . [1] Boekhaarie, in al-Fat-h’ 10/486[2] Soerat al-Baqarah (2), aayah 74.[3] at-Tiermiedhie, 3479, as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah, 594.[4] Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 142.[5] Aboe Daawoed, 679, Sah’ieh’ al-Targhieb, 510.[6] Fard Kifaayah: een verplichting die op alle moslims rust, maar als het wordt uitgevoerd door een paar moslims, vervalt de verlichting op de rest van de moslims, bijvoorbeeld al-Djanaazah gebed (begrafenisgebed). Er is ook een andere verplichting dat Fard ‘ain genoemd wordt, dit is een verplichting die voor een ieder verplicht is om uit te voeren, zoals de vijf dagelijkse gebeden, het vasten in Ramadaan…etc[7] Soerat al-Anbieyaa-e (21), aayah 90.[8] [Toevoeging van de uitgever] De voortreffelijkheden van het doh’a gebed worden omschreven in verschillende ah’adieth, zoals: Aboe Dharr verhaalt dat de profeet (vzmh)zei: “Liefdadigheid is dagelijks nodig (of vereist) voor elk deel van je lichaam.
Elke ‘Soebh’aana-llaah’ (Heilig is Allah) is een liefdadigheid. Elke ‘Al-H’amdoeliellaah’ (alle Lof is voor Allah) is een liefdadigheid. Elke ‘laa illaha ilallah’ (er is geen god dan Allah) is een liefdadigheid. Elke ‘Allaahoe Akbar’ (Allah is de grootste) is een liefdadigheid. Het goede bevelen is een liefdadigheid. Het slechte verdelgen is een liefdadigheid. Wat voldoende is voor dat (als een liefdadigheid) zijn de twee rak’aat van doh’a..” (Ah’mad, Moeslim, Aboe Daawoed). Ahmad en Aboe Daawoed verhalen van Boeraidah dat de profeet (vzmh)zei: “Er zijn er 360 gewrichten in een mens en men moet voor elk een liefdadigheid verrichten.” De mensen zeiden: “Hoe kunnen we dat doen, O boodschapper van Allah?” Hij antwoordde: “Men kan het slijm (of viezigheid) dat men vindt in de moskee bedekken of iets schadelijks van de straat verwijderen. Als men dit niet kan doen, kan hij twee rak’aat van doh’a bidden en dat zal voldoende voor hem zijn.”Sprekend over de wettelijke betekenis van deze hadieth zegt as-Shawkani: “Deze twee ah’adieth wijzen op de grootsheid, voortreffelijkheid en belang van het doh’a gebed die de wettigheid benadrukken dat de twee raka’aat voldoende zijn voor 360 liefdadigheden. Zoiets als dit (het doh’a gebed) zou met regelmaat en vasthoudendheid uitgevoerd moeten worden. De hadieth bevestigt ook het belang van het zeggen van ‘Soebh’aana-Allah’ en ‘Al-H’amdoeliellaah’ en ‘laa illaha ilallah’, en (het belang van) het goede bevelen, het slechte verdelgen, verwijderen van speeksel, verwijderen van dat wat schadelijk is van de weg en zulke andere handelingen, die de nodige dagelijkse liefdadigheden vervullen.” An-Nawwaas ibn Sam’an verhaalt dat de profeet (vzmh)zei: “Allah zei: “Zoon van Adam, laat het verrichten van vier rak’aat in de vroege dag niet na, zodat het voldoende is voor het latere deel van de dag.”
Dit is verhaald door al-H’aakiem en at-Tabarani en de overleveraars zijn betrouwbaar. Ahmad, at-Tirmidhie, Aboe Daawoed en an-Nasa’i leveren dit over op gezag van Na’im al-Ghatfani met een goede keten van overleveraars. De verwoording van at-Tirmidhie is: “Zoon van Adam, bid vier rak’aat voor Mij in de vroege dag en het zal voldoende voor jou zijn voor het latere deel van de dag.”’Abdullah ibn ‘Amr zei: “De boodschapper van Allah (vzmh)zond een expeditie en zij verkregen veel buit en keerde snel terug. De mensen spraken over hun snelle overwinning, overvloedige buit en snelle terugkeer.
Naar aanleiding hiervan zei de boodschapper van Allah (vzmh): “Zal ik jullie niet leiden naar een nabijere overwinning, een grotere buit en een snellere terugkeer? Iedereen die woedoe-e verricht en dan naar de moskee gaat om de doh’a te bidden, dat is een nabijere overwinning, een betere buit en een snellere terugkeer.” (Ah’mad en at-Tabaraanie). Aboe Ya’la heeft ongeveer hetzelfde overgeleverd.Aboe Hoerairah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Mijn vriend (de boodschapper van Allah (vzmh)) adviseerde mij om drie dingen te doen en ik zal ze niet in de steek laten tot ik sterf:
1. drie dagen per (maan)maand vasten,
2. het doh’a gebed bidden en
3. voor het slapen het witr gebed bidden.” (al-Boekhaarie en Moeslim).Aantal raka’aat voor het doh’a gebed.
Het minimum aantal raka’aat dat gebeden dient te worden is twee, zoals vermeld is in de hadieth van Aboe Dharr (zie hierboven). Het meest bad de profeet (vzmh)acht raka’aat, hoewel het grootst aantal dat hij noemde is twaalf raka’aat. Sommige mensen, zoals Ibn Djarir at-Tabari, al-Moelaimi en ar-Roewyani, die behoren tot de Shafi’-wetschool, zeggen dat er geen maximum aantal raka’aat is die men kan bidden voor de doh’a.Al-‘lraqi zei in de uitleg van Soenan at-Tirmidhi: “Niemand van de metgezellen of volgelingen zijn bekend die het begrenst hebben tot twaalf raka’aat.” As-Syoeti deelt deze mening. Sa’id ibn Mansoer verhaalt dat er aan al-H’assan werd gevraagd: “Verrichtten de metgezellen het?” Hij antwoordde: “Ja…sommige baden twee raka’aat en sommige baden vier raka’aat. En sommige baden tot de helft van de (vroege) dag (om was).”
Ibrahiem an-Nakha’i verhaalt dat al-Aswad ibn Yazid gevraagd werd: “Hoeveel raka’aat moeten er gebeden worden voor de doh’a?” Hij antwoordde: “Zo veel als je wilt.” Oemm Hani verhaalt dat de profeet (vzmh)acht raka’aat bad voor de doh’a en de Tasliem zei na elke twee raka’aat. (Aboe Daawoed met een sah’ieh’ keten van overleveraars) ‘Aishah zegt: “De profeet (vzmh)bad vier raka’aat voor de doh’a en voegde er aan toe wat Allah wilde.” (Ah’mad, Moeslim en ibn Maadjah).
Aanbevolen tijdstip om de doh’a te bidden: de tijd voor de doh’a begint wanneer de zon los is van de horizon (+/- een uur na het Fajr gebed) en duurt tot dat de zon zijn hoogtepunt heeft bereikt (vóór het Dohr gebed). De voorkeur is om de doh’a uit te stellen tot de zon hoog is gerezen en de dag heet geworden is. Zaid ibn Arqam verhaalt: “De boodschapper van Allah (vzmh)ging naar de mensen van Qoebaa-e en zij waren de doh’a aan het uitvoeren. Hij zei: “Het gebed van vroomheid moet worden uitgevoerd wanneer de jonge gespeende kamelen de hitte van de zon voelen.” (Ah’mad, Moeslim en at-Tiermiedhie).
Het komt niet bij de achteloze gelovige op om aandacht aan deze zaken te schenken, laat staan om de twee raka’aat van berouw te bidden, of de twee raka’aat om raad aan Allah te vragen (istiekhaarah).- Beklemmend gevoel in de borst, wisselende buien en depressie die iemand down maken en die hem snel doen klagen over de kleinste zaken. Men wordt opvliegend van karakter tegenover de mensen in zijn omgeving en is niet erg tolerant. De profeet (vzmh) beschreef imaan als “geduld en verdraagzaamheid”
[1]En hij beschreef de gelovige als “iemand die vrienden maakt en bij wie anderen zich op hun gemak voelen. Er zit geen goedheid in degene die geen vrienden maakt en bij wie anderen zich niet op hun gemak voelen.”
[2]- Niet ontroerd raken of bewogen worden door de verzen van de Qor-aan, door Zijn beloften over het Paradijs en door Zijn waarschuwingen tegen de Hel, niet bewogen worden door Zijn geboden en verboden of door Zijn beschrijvingen van de Dag des Oordeels. De zwakke gelovige verveelt zich wanneer de Qor-aan wordt voorgedragen. Hij kan niet doorgaan met het zelf te lezen; wanneer hij de Qor-aan opent, sluit hij hem ook weer gauw.- Het niet concentreren op Allah (Verheven en Glorieus is Hij) bij het Hem gedenken (dhikr) of wanneer hij Hem iets smeekt (doe’aa-e). Aldus wordt dhikr moeilijk voor hem en wanneer hij zijn handen opheft om een smeekbede te doen, laat hij ze gauw weer zakken. Allah, onze Schepper, heeft de hypocrieten beschreven als: “Zij die Allah willen misleiden en lui in het gebed staan.”
[3]- Niet boos worden omwille van Allah bij het zien dat Zijn grenzen worden overschreden, omdat de geestdrift uit het hart is verdwenen. Hij onderneemt niet langer actie om kwaad te bestrijden, hij spoort mensen in zijn omgeving niet meer aan tot het goede, hij wordt niet meer kwaad omwille van Allah (om dingen die Allah haat). De profeet (vzmh) beschreef zo’n hart als ondergedompeld in zwakte in een authentieke overlevering: “Het hart zal worden onderworpen aan beproeving na beproeving en er zal een zwarte vlek in zo’n hart verschijnen die groter zal worden totdat het hele hart zwart is en uiteindelijk bezegeld wordt. Het zal geen goede daad herkennen of enig kwaad bestrijden of proberen te voorkomen, behalve als het hem goed uitkomt.”
[4]Van het goede houden en het verwerpelijke haten zijn uit zo’n hart verdwenen. Alles is hetzelfde voor een dergelijk persoon en hij is niet gemotiveerd om mensen tot het goede aan te sporen of het slechte en verwerpelijke te bestrijden. Hij zal wel over slechte zaken die voorkomen horen en zal het aanvaarden (het niet erg vinden). In dit geval zal hij op dezelfde manier zondig zijn (en dus verantwoordelijk) als diegene die getuige is van een zondige daad en het goedkeurt, zoals de profeet (vzmh)heeft gezegd: “Als er een zonde op aarde wordt begaan, zal degene die er getuige van is en het haat/afkeurt dezelfde zijn als degene die er niets van weet. Degene die geen getuige is van een zonde, maar het niet afkeurt, zal dezelfde zijn als degene die er getuige van was.”
[5]Deze goedkeuring is een daad van het hart en maakt iemand gelijk (wat betreft verantwoordelijkheid) aan degene die er getuige van was.· Van roem en bekendheid houden, wat de volgende vormen kan aannemen:§ Het verlangen naar leiderschap zonder te beseffen wat een zware verantwoordelijkheid het is.
Dit is waartegen de profeet (vzmh) ons heeft gewaarschuwd toen hij zei: “Jullie verlangen er erg naar om leiders te worden, maar jullie zullen er spijt van krijgen op de Dag des Oordeels, want in het begin lijkt het gemakkelijk, maar later wordt het een grote last.(Dit betekent dat in het begin van een leiderschap, dit rijkdom, macht en plezier oplevert, maar later loopt iemand het risico om vermoord of afgezet te worden en hij zal op de Dag der Opstanding ter verantwoording worden geroepen voor wat er onder zijn verantwoordelijkheid lag).” [6]
De profeet (vzmh) heeft gezegd: “Zal ik jullie vertellen over leiderschap en wat het inhoudt?
Ten eerste is het een verwijt.
Ten tweede betekent het spijt.
Ten derde is het een straf op de Dag der Opstanding, behalve voor de rechtvaardige leider.”[7]
[1] as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah, 554, 2/86.
[2] as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah, 427.
[3] Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 142.
[4] Moesliem, 144.
[5] Aboe Daawoed, 4345, Sah’ieh’ al-Djaami’ 689.
[6] Boekhaarie, 6729.
[7] at-Tabaraanie in al-Kabier 18/72, Sah’ieh’ al-Djaami’ 1420.
In het geval van iemand die plichten en verantwoordelijkheden wil uitvoeren, wanneer hij geen andere, betere positie kan vinden, en hij heeft de intentie om zijn best ervoor te doen en om oprecht en rechtvaardig te zijn, zoals de profeet Yoesoef (vrede zij met hem) deed, dan valt daarvoor wel iets te zeggen. Maar in de meeste gevallen is het een kwestie van een sterk verlangen om te leiden en zichzelf in de schijnwerpers te zetten, hoewel er een meer geschikte man voor de positie is. Zo iemand onthoudt mensen die er meer geschikt voor zijn de mogelijkheid van een leidinggevende positie en hij wil de enige zijn die bevelen uitvaardigt.
- Ervan houden om aan het hoofd van een bijeenkomst te zitten, de discussie te leiden, anderen ertoe bewegen om naar hem te luisteren en om macht te hebben. Het hoofd van een bijeenkomst is het ‘slachthuis’ waarover de profeet (vzmh) heeft gezegd: “Pas op voor de slachthuizen.” [1
]· Ervan houden wanneer mensen opstaan voor hem als hij een kamer binnengaat. Dit maakt degenen wiens hart ziek is dat hij zich ‘heel wat voelt’. De profeet (vzmh) heeft gezegd: “Laat degene die blij wordt als dienaren van Allah voor hem opstaan zijn plaats in de Hel innemen.” [2]Eens toen Moe’aawiyah op zoek ging naar Ibn az-Zoebayr en Ibn ‘Aamier, stond deze laatste op terwijl Ibn az-Zoebayr bleef zitten. Hij was verstandiger en evenwichtiger van karakter. Moe’aawiyah zei tegen Ibn ‘Aamier: “Blijf zitten, omdat ik de profeet (vzmh) heb horen zeggen: “Laat degene die ervan houdt dat men voor hem opstaat als hij binnenkomt zijn plaats in de Hel innemen.”Deze persoon wordt kwaad als de Soennah wordt gevolgd en men met rechts begint (bij groeten), zoals bij het verdelen van drankjes. Als zo iemand een bijeenkomst bijwoont, zal hij pas blij zijn als iemand opstaat en hem zijn plaats aanbiedt, ook al heeft de profeet (vzmh) dit verboden, toen hij zei: “Geen van jullie mag een ander van zijn plaats af laten gaan, zodat hij zelf kan zitten.” [3]
- Gierigheid. Allah (Verheven en Glorieus is Hij) heeft de Ansaar geprezen in Zijn Boek:“En degenen die voor hen in de stad (Medinah) woonden en geloofden (de Ansaar), zij houden van degenen die (vanuit Mekka) naar hen zijn uitgeweken, zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid; dat zijn degene die zullen welslagen.” [4]De profeet (vzmh) zei dat degenen die succesvol zijn, diegenen zijn die gierigheid vermijden. Een zwak imaan bevordert gierigheid. Hij (vzmh) zei: “Gierigheid en imaan kunnen niet tegelijkertijd bestaan in het hart van de gelovige.” [5]De profeet (vzmh) heeft ook de ernstige aard van gierigheid en de gevolgen ervan beschreven: “Pas op voor gierigheid, want degenen die vóór jullie kwamen zijn vernietigd door gierigheid. Het beval hen om gierig te zijn en zo werden zij het. Het beval hen om de familiebanden te verbreken en zij verbraken de familiebanden. Het beval hen om immoreel te zijn en zo werden zij immoreel.” [6] Wat gierigheid betreft, kan de zwakke gelovige nagenoeg niets uitgeven omwille van de Islaam, ook al vraagt iemand die er recht op heeft erom en wanneer het duidelijk is dat broeders en zusters lijden onder armoede en rampspoed.
Er is geen sprekender verklaring over gierigheid dan de woorden van Allah: “Weet dat jullie degenen zijn die opgeroepen worden om bijdragen te geven op de Weg van Allah. En onder jullie zijn er die gierig zijn, en wie gierig is, hij is slechts gierig ten nadele van zichzelf. En Allah is de Behoefteloze, terwijl jullie de behoeftigen zijn.” [7] - Niet doen wat men zegt. Allah de Verhevene zegt: “O jullie die geloven, waarom zeggen jullie wat jullie niet doen? Groot is de woede bij Allah dat jullie zeggen wat jullie niet doen.” [8]Dit is zonder twijfel een vorm van hypocrisie en degene wiens daden niet overeenkomen met zijn woorden is daarvoor verantwoordelijk voor Allah (Verheven en Glorieus is Hij) en verachtelijk in de ogen van mensen. De bewoners van de Hel zullen gauw genoeg de realiteit ontdekken van degene die tot het goede aanspoort, maar het zelf niet doet en van het slechte weerhoudt, maar het zelf wel doet.
- Leedvermaak bij het meemaken of zien van de mislukkingen, ellende, problemen of verliezen bij broeders en zusters in het geloof. Wanneer de zegeningen die op hen rustten worden weggenomen of wanneer een eigenschap bij anderen, die hen ‘beter’ maakten dan hijzelf is verdwenen (dan voelt hij zich goed).
- Zaken zwart-wit zien, of ze nu verboden zijn of niet, en zaken die worden afgekeurd licht opvatten. Sommige mensen, als ze iets willen doen, vragen niet over de goede daden die ze kunnen verrichten. In plaats daarvan vragen ze of het een zonde is of ‘slechts’ een afgekeurde daad. Deze mentaliteit leidt hen naar kwesties binnen het grijze gebied en uiteindelijk naar zaken die sterk worden afgekeurd en verboden zijn. De persoon die zo denkt zal ervan weerhouden worden twijfelachtige en gehate zaken te vrezen, zolang het ‘niet echt verboden’ is verklaard. De profeet (vzmh) heeft gezegd: “Degene die zich bezighoudt met twijfelachtige zaken, het zal hem leiden naar de verboden zaken, zoals een herder die zijn kudde vlakbij een plaats laat grazen waar hij niet mag komen, hij zal die plaats betreden.” [9]Wanneer sommige mensen om een fatwa (rechterlijke uitspraak) vragen en hen wordt verteld dat het verboden is, vragen zij of het erg verboden is of niet, of hoe zondig het precies is. Zulke mensen interesseert het niet om slechte zaken te vermijden. Zij zijn bereid om tot het eerste niveau van een zonde te gaan en zij vatten kleine zonden licht op, met als resultaat dat zij het lef hebben om nog een stap verder te zetten en de grenzen van Allah te overschrijden. Daarom zei de profeet (vzmh): “Op de Dag der Opstanding zal ik zeker de mensen herkennen die goede daden dragen zo groot als de witte berg van Toehaamah en Allah, de Verhevene, zal het in stof veranderen.” Thawbaan zei: “O boodschapper van Allah, beschrijf hen aan ons en leg het uit, zodat we niet onbewust zoals zij zullen zijn.” Hij (vzmh) antwoordde: “Zij zijn jullie broeders en zij zien er hetzelfde uit als jullie. Zij bidden ’s nachts zoals jullie, maar als zij een gelegenheid bespeuren om de grenzen van Allah te overschrijden, zullen ze het doen.” [10] [1] al-Bayhaqie 2/439, Sah’ieh’ al-Djaami’ 120.[2] Boekhaarie in Adab al-Moefrad 977, Sielsielah as-Sah’ieh’ah 357.[3] Boekhaarie, al-Fat-h’ 11/62.[4] Soerat al-H’ashr (59), aayah 9.[5] an-Nasaa-ie al-Moedjtaba 6113, Sah’ieh’ al-Djaami’ 2678.[6] Aboe Daawoed 2/234, Sah’ieh’ al-Djaami’ 2678.[7] Soerat Mohammed (47), aayah 38.[8] Soerat as-Saff (61), aayah 2-3.[9] Boekhaarie en Moesliem, 1599.[10] Ibn Maadjah, 4245.
Dus zo iemand verricht verboden zaken zonder enige aarzeling of gereserveerdheid, dat hem slechter maakt dan degene die een zonde begaat na twijfel en aarzeling. Beide zijn in gevaar, maar de eerste is erger dan de laatste. Zo iemand neemt het niet nauw wat betreft zonden omdat hij een zwak imaan heeft en hij gedraagt zich alsof hij niks verkeerds heeft gedaan. Om deze reden heeft Ibn Mas’oed (moge Allah tevreden met hem zijn) de houding van een gelovige en van een hypocriet als volgt beschreven: “De gelovige beschouwt zijn zonden alsof hij aan de voet van een berg zit en hij is bang dat die berg op hem zal vallen, terwijl iemand die volhardt in verboden zaken zijn zonden beschouwt als een lastige vlieg die hij wegslaat.” [1]
- Het onderschatten en het minachten van goede daden; het niet geïnteresseerd zijn om kleine goede daden te verrichten. De profeet (vzmh) heeft ons geleerd dat we aandacht moeten schenken aan kleine goede daden. Imaam Ah’mad (moge Allah hem genadig zijn) heeft overgeleverd van Aboe Djoeray al-Hoedjaymie die zei: “Ik ging naar de boodschapper van Allah en vroeg: “O boodschapper van Allah, wij zijn een woestijnvolk. Leer ons iets waardoor Allah, de Geprezene, de Verhevene, ons gunsten van Hem zal schenken.” Hij (vzmh) antwoordde: “Kijk niet neer op goede daden, al is het maar je glas leegmaken en het vullen zodat iemand anders kan drinken, of je broeder met een glimlach tegemoet treden.” [2]Als iemand voorbijkomt die uit een bron wil drinken en je hem te drinken geeft, is dat een goede daad. Ook al lijkt een daad niet veel te betekenen, je mag het toch niet onderschatten. Hetzelfde geldt voor het groeten van je broeder met een vrolijk gezicht, de moskee schoonhouden, al is het maar een klein beetje. Deze daad kan de aanleiding zijn voor vergiffenis van Allah de Barmhartige, want Allah aanvaardt goede daden van een dergelijke aard en vergeeft zonden vanwege deze daden. De profeet (vmzh) heeft gezegd: “Een man liep op zijn weg en zag een boomtak midden op de weg liggen en zei bij zichzelf: “Bij Allah, ik wil dit uit de weg ruimen voor de moslims, zodat het hen niet zal schaden.” En hij werd aldus tot het Paradijs toegelaten.” [3]Er is iets mis met iemand die neerkijkt op goede daden. Het is voldoende straf voor hem dat hem het grote voordeel wordt onthouden waarover de profeet (vzmh) het had: “Voor Iedereen die een obstakel uit de weg ruimt ten bate voor de moslims, zal één goede daad worden opgeschreven en degene van wie een goede daad wordt aanvaard, zal het Paradijs binnengaan.” [4]Moe’aadh (moge Allah tevreden met hem zijn) liep een keer naast een andere man en hij raapte een steen van de weg. De man vroeg hem: “Wat is dat?” Hij antwoordde: “Ik hoorde de profeet (vzmh) zeggen: “Voor Iedereen die een obstakel uit de weg ruimt ten bate voor de moslims, zal een goede daad worden opgeschreven.” [5]
- Gebrek aan zorg voor de zaken van moslims en gebrek aan enige betrokkenheid, of het nu gaat om smeekbeden voor hen, het geven van liefdadigheid of hen op een andere manier helpen. Zo iemand heeft een koele houding tegenover onderdrukking, rampspoed en ellende onder de moslimbevolking in andere delen van de wereld en is alleen bezorgd om zijn eigen veiligheid. Dit is het gevolg van een zwak imaan, omdat de oprecht gelovige het tegenovergestelde is van deze. De profeet (vzmh) heeft gezegd: “De relatie tussen de gelovige en zijn broeders is als de verhouding tussen het hoofd en de rest van het lichaam; de gelovige voelt de pijn van zijn broeders zoals het lichaam reageert op pijn in het hoofd.” [6]
- De broederschapbanden tussen twee hechte vrienden verbreken. De profeet (vzmh) heeft gezegd: “Twee van jullie die bevriend zijn omwille van Allah en gaan uit elkaar omwille van Allah, zullen uit elkaar gaan door de eerste zonde (die één van hen begaat).” [7]Dit duidt op de slechte gevolgen van het verbreken van de broederschapbanden. Deze vervreemding tussen broeders die iemand kan voelen (tussen hem en een broeder) is het gevolg van verzwakking van zijn imaan, veroorzaakt door een zonde die hij heeft begaan, omdat Allah zijn status in de ogen van Zijn dienaren zal verlagen, en zo belandt hij in de situatie dat hij geen respect geniet en de band tussen gelovigen niet meer heeft, want Allah de Almachtige beschermt hen die geloven.
- Geen verantwoordelijkheid voelen om iets voor de Islaam te doen en de Islaam te verspreiden, wat het tegenovergestelde is van de houding van de metgezellen van de profeet (vzmh) (moge Allah tevreden met hen zijn), die zodra ze moslim werden onmiddellijk een groot plichtsbesef hadden. Bijvoorbeeld Toefayl Ibn ‘Amr (moge Allah tevreden met hem zijn) die moslim werd en naar zijn volk toeging om hen tot de Islaam uit te nodigen. Hij was niet zo lang moslim, maar hij had de drang om terug te keren naar waar hij vandaan kwam om zijn familie op te roepen tot de Islaam en hij deed dit, maar tegenwoordig wachten velen onder ons heel lang voor zij echt betrokken bij de Islaam raken en het duurt heel lang voordat zij het punt bereiken waarop zij anderen oproepen tot de Islaam, tot Allah, de Glorierijke, de Verhevene.De metgezellen van de profeet (vzmh) (moge Allah tevreden met hen zijn), voelden vijandschap als gevolg van hun geloof, tegenover de ongelovigen en zij bleven weg van hen en zij trokken tussen hen een scherpe grens. Toen Thamaamah ibn Athaal (moge Allah tevreden met hem zijn), hoofd van de stam van Yamaamah, gevangen werd genomen, werd hij vastgehouden in de moskee en de profeet (vzmh) vertelde hem over de Islaam. Toen deed Allah (Verheven en Glorieus is Hij) het licht van de Islaam in zijn hart ontwaken en hij bekeerde zich tot de Islaam. Hij ging op ‘Oemrah en toen hij in Mekka aankwam, vertelde hij de ongelovigen van Qoeraysh dat hen geen tarwe zal bereiken (er zou geen handel meer met hen worden bedreven) totdat de boodschapper van Allah het zou toestaan. [8] Deze oppositieverklaring tegenover de ongelovigen, het opleggen van economische sancties en het ter beschikking stellen van al zijn bezittingen aan de profeet (vzmh) om de Zaak van Allah te dienen, vonden allemaal tegelijkertijd plaats, omdat (zijn) sterke geloof om directe actie vroeg.
- Angst en paniek wanneer problemen zich voordoen. Je zult zien dat zo iemand zijn evenwicht verliest, hij kan zich niet concentreren, hij staart met open ogen in het niets en heeft geen idee wat hij moet doen als hij oog in oog staat met een moeilijke situatie. Hij wordt beheerst door zijn angsten en ziet geen uitweg. Hij kan de realiteit niet onder ogen zien met standvastigheid en evenwicht. Dat is allemaal het gevolg van een zwak imaan, want als zijn geloof sterk was, zou hij standvastig zijn en de ergste problemen met kalmte en kracht tegemoet treden.
- Extreem veel discussiëren. De profeet (vzmh) heeft gezegd in een authentieke overlevering: “Niemand zal dwalen nadat hij is geleid, behalve wanneer hij twistziek wordt.” [9]Iets beweren zonder bewijs en zonder enig nut leidt ver van het Rechte Pad en de meest vergeefse argumenten van mensen tegenwoordig gaan gepaard met gebrek aan kennis of leiding of verwijzing naar het Boek (de Qor-aan). We zijn voldoende gemotiveerd om nutteloze discussies te vermijden, zoals de profeet (vzmh) heeft gezegd: “Ik garandeer een huis in het Paradijs aan degene die een discussie vermijdt, ook al heeft hij gelijk.” [10]
[1] Boekhaarie in al-Fat-h’ 11/102.[2] Moesnad Ah’mad 5/63, as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah 1352.[3] Moesliem, 1914.[4] Boekhaarie in Adab al-Moefrad 593.[5] Moe’djam al-Kabier door at-Tabaraanie 20/101, Sielsielah as-Sah’ieh’ah 5/387.[6] Moesnad Ah’mad 5/340, as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah 1137.[7] Boekhaarie in Adab al-Moefrad 401, Moesnad Ah’mad 2/68, Sielsielah as-Sah’ieh’ah 637.[8] Boekhaarie in al-Fat-h’, 8/78.[9] Moesnad Ah’mad 5/252, Sah’ieh’ al-Djaami’ 5633.[10] Aboe Daawoed 5/150, Sah’ieh’ al-Djaami’ 1464.
· Verbondenheid voelen met deze wereld en hier blij mee zijn. Iemand kan zich zo betrokken voelen bij deze wereld, dat hij pijn voelt als hij er iets van mist, zoals geld, macht of bezit. Hij ervaart het alsof hem onrecht aangedaan is omdat hij niet heeft wat anderen wel hebben. Hij voelt zich slecht wanneer hij een broeder ziet die iets van deze wereld bezit wat hij niet heeft. Hij voelt afgunst en wenst dat hij (die broeder) de gunst zal verliezen. Dit gaat tegen imaan in, want de profeet (vzmh) heeft gezegd: “Imaan en afgunst bestaan niet tegelijkertijd in het hart van de ware gelovige.” [1]
- Hij praat en redeneert op een puur rationele manier, ontdaan van de eigenschappen van imaan. Er is bij hem, zoals hij praat, geen verwijzing naar Qor-aan en Soennah, of naar de woorden van de metgezellen van de profeet (vzmh) of van de generatie na hem (= de salaf, de rechtschapen voorgangers).
- Tot het uiterste gaan wat betreft het voor zichzelf zorgen, met betrekking tot voedsel, drinken, kleding, wonen en vervoermiddelen. Deze mensen schenken extreem veel aandacht aan luxe dingen, om wereldwijs te lijken. Ze kopen alleen de beste kleding, geven zeer veel uit aan huizen en besteden veel tijd en geld aan onnodige zaken, terwijl zijn broeders en zusters grote behoefte aan dat geld hebben. Dit duurt voort totdat zij belanden in het ‘softe’ leven van luxe, dat door de profeet (vzmh) verboden is verklaard. Er is overgeleverd door Moe’aadh ibn Jabl (moge Allah tevreden met hem zijn): “Toen de profeet (vzmh) hem naar Jemen stuurde, adviseerde hij hem: “Pas op voor luxe, want de dienaren van Allah leven geen luxe leven.” [2] [3] [1] Aboe Daawoed 5/150, Sah’ieh’ al-Djaami’ 1464.[2] Aboe Na’iem in al-H’ielyah 5/155, as-Sielsielah as-Sah’ieh’ah 353.[3] Een gelijke versie was overgeleverd door Ah’mad in al Moesnad 5/243.