Basis Geloofsleer

Veel gestelde vragen over Islaam en Moslims

Het doel van dit artikel is om, vooral voor de niet-moslims, een grondig begrip van de essentiële leringen die aan de Islaam ten grondslag liggen, kernachtig tot stand te brengen. 

1. Kun je de termen Allah, Islaam, Moslim, Iebaada, Tawhied, en Shirk uitleggen? 

Het woord Allah bestaat uit twee delen; “al” en “ilah”. “Al” is het Arabische bepaald lidwoord en “ilah” is datgene wat aanbeden wordt en waaraan ondergeschiktheid, liefde, verering en gehoorzaamheid wordt getoond. Allah betekent dus, de enige ware God die het waard is en het recht heeft om aanbeden te worden en degene aan wie absolute liefde, ondergeschiktheid, gehoorzaamheid en verering wordt getoond. Al hetgeen dat aanbeden of onvoorwaardelijk gehoorzaamd wordt, of het bestuurscentrum is van emoties zoals hoop, angst, vertrouwen en andere handelingen van het hart kan in feite een “ilah” (god) worden genoemd.

Met andere woorden, er kunnen vele (valse) godheden bestaan, zowel concreet als abstract. Voorbeelden hiervan zijn o.a. “heiligen”, afgodsbeelden, natuurelementen, talismans, geld, macht, naasten en geliefden enzovoort.

Echter het fundamentele verschil tussen deze (valse) goden en Allah ligt in het feit dat deze “goden” tot de schepping behoren terwijl Allah de Schepper is. Allah is niet de naam van een puur Arabische godheid, of de “Moslim God”. Allah is de eigennaam van dezelfde Almachtige Godheid waar de Joden en Christenen (zij het met andere benamingen) in geloven. Het Hebreeuwse woord voor “God” is bijvoorbeeld “Eloh” wat gelijk staat aan “Ilah”

Islaam is afkomstig van de stam “aslama” (zich overgeven) en wordt vertaald als “istislaam”, een staat van moedwillige overgave en onderworpenheid. Islaam is een term die een algemene manier van leven weergeeft, vormgegeven in overgave van de eigen vrije wil aan de Wil van Allah zoals dat gepredikt en overgedragen werd door alle Profeten (vrede zij met hun allen) en in alle geopenbaarde geschriften.

De laatste van deze Profeten is Mohammed (vrede zij met hem), wiens komst aangekondigd werd in de Torah en wie dus verwacht werd door de Joden en Christenen (vandaar hun migratie toendertijd naar Yathrib, tegenwoordig Medina). De basis van Islaam is alle vormen van aanbidding, hetzij van het hart, de tong of het lichaam, te richten naar Allah. Dit wordtTawhied of monotheïsme genoemd. Op deze basis is een manier van leven gebouwd die een belichaming is van rechtvaardigheid, gelijkheid, universele broederschap en vrede. 

Een Moslim is iemand die zichzelf geheel vrijwillig overgeeft aan Allah en die zich houdt aan Zijn geboden en verboden. Een persoon wiens staat en gesteldheid wordt gekarakteriseerd door Islaam. 

Iebaadah stamt af van het woord ‘Abd’ wat ‘dienaar’ of ‘slaaf’ betekent en het wordt vertaald als aanbidding. Islamitisch gezien staat het gelijk aan het gehoorzamen van Allah door datgene te doen wat Hij gebiedt en datgene te vermijden wat Hij verbiedt. Elke daad die volgens dit principe verricht wordt is een daad van aanbidding. Het is echter belangrijk op te merken dat aanbidding in de Islaam niet slechts beperkt is tot uiterlijke rituele handelingen. De basis en kern van aanbidding is in het hart. Dit wordt duidelijk als we de volgende essentiële condities van het hart in ogenschouw nemen: mahabbah (liefde), gauwf (angst) enradjaa’ (hoop). Deze drie condities vormen de basis van de handelingen van elk mens.

Elke handeling van de mens is terug te voeren naar één van deze of een combinatie van deze condities van het hart. De uitspraken van de tong en de daden van de ledematen vinden hierin hun oorsprong. Met de tong wordt onder andere de geloofsgetuigenis uitgeproken, gelezen uit de Qor’aan en worden geloofsgenoten aangespoord tot het doen van goede daden en het vermijden van zonden. De daden van de ledematen omvatten onder andere bidden, vasten, het verrichten van de bedevaart, het betalen van de zakaah (armenbelasting), iets schadelijks van de weg verwijderen, goed zijn voor de medemens, enzovoort. Dit zijn allemaal dingen die de dagelijkse gang van zaken vergemakkelijken en die bijdragen aan de gemeenschappelijke aspecten van de samenleving. Bijkomend zijn er nog de sociale interacties en de daaraan verbonden regelgeving, zoals trouwen, erven, geschillen, enzovoort. Het zich houden aan – en terugverwijzen naar – deze regelgeving, is ook een aspect van aanbidding. Iebaadah is een term die zowel de innerlijke als de uiterlijke daden representeert en het omvat onder andere concepten van gehoorzaamheid, verering, toewijding, diep respect en dankbaarheid. 

Tawhied betekent letterlijk ‘iets één maken’ of ‘eenheid handhaven’. Het stamt af van het werkwoord “wahhada” wat ‘verenigen’ betekent. Tawhied bestaat uit drie aspecten : 

  1. De eenheid van de Heerschappij van Allah. Te geloven dat Allah de enige Schepper, Eigenaar en Instandhouder is van het gehele universum en al wat zich daarin bevindt.
  2. De eenheid van de Namen en Eigenschappen van Allah. Te geloven dat Allah uniek is in al zijn Schone Namen en Eigenschappen.
  3. De eenheid van aanbidding van Allah. Te geloven dat Allah de enige is die het recht heeft en het waard is om aanbeden te worden.  De essentie van Tawhied is om de mensheid te bevrijden van de aanbidding van de schepping en ze te leiden naar de aanbidding van de Schepper.

Dit is het fundament voor de eenheid van de gehele mensheid. De Qor’aan leert dat in Tawhied de bevrijding ligt van de slavernij en onderwerping aan het geschapene, hetzij afgodsbeelden, Profeten verheven tot een god-status, of abstracte zaken als status, roem en macht. De Qor’aan geeft ook duidelijk aan wat de oproep van alle Profeten was. Zij riepen allen op tot hetzelfde fundamentele grondbeginsel, de Tawhied. 

Shirk betekent letterlijk ‘associatie’ en is het tegenovergestelde van Tawhied. Het representeert het plaatsen van gelijken, rivalen of partners naast Allah. Dit kan zijn in Zijn Heerschappij, Zijn Namen en Eigenschappen of in de aanbidding naar Hem. Voorbeelden hiervan zijn het aanbidden van graven, “heiligen”, natuurelementen of het claimen dat iemand vanuit zichzelf kennis heeft van het ongeziene, in staat is om te scheppen, leven te geven, dood te veroorzaken, te onderhouden en te voorzien, net als de Schepper, Allah.     

2. Wat kun je nog meer vertellen over de betekenis van Islaam?  

Welnu…..Islaam is niet vernoemd naar een individu, zoals het Christendom naar JezusChristus of het Boedhisme naar Gautama Boedha. Zij waren beiden mensen van vlees en bloed die ten onrechte tot een god-status zijn verheven en aanbeden werden.

Islaam is ook geen ethnische religie, zoals het Hindoeïsme (naar de bewoners van het land voorbij de Indus rivier) of het Jodendom (naar de stam van Juda), waar zaligmaking een geboorterecht is en racisme een deugd. Islaam is ook niet vernoemd naar falende politieke ideologieën, zoals socialisme en kapitalisme. Systemen waarin de zwakkeren worden onderdrukt, de aarde om haar grondstoffen wordt verkracht en het milieu wordt vernietigd.

Islaam betekent niets anders dan overgave aan de Wil van de Enige Ware God, Allah. Een ieder die dit volledig bewust doet is een Moslim en een natuurlijk gevolg hiervan is het verkrijgen van vrede en (gemoeds)rust. Allah zegt: “Op deze dag heb Ik jullie religie vervolmaakt, Mijn gunst aan jullie voltooid, en Islaam als manier van leven voor jullie uitverkoren.” (Q. Al-Ma’idah 5:3) 

Terwijl alle andere religies verzonnen en/of vervalst zijn, is de Islaam de continuering van dezelfde religie waarmee alle Profeten door de eeuwen heen gezonden zijn om de mensheid te leiden. In de Qor’aan, ongewijzigd sinds de openbaring ruim 1400 jaar geleden aan Zijn laatste Profeet en Gezant Mohammed, zegt Allah:  “Allah heeft aan jullie dezelfde religie voorgeschreven als degene die Hij aan Noach voorgeschreven had, en datgene wat Wij aan jou (O Mohammed) geïnspireerd hebben en datgene wat Wij vastgesteld hebben voor Abraham, Mozes en Jezus.” (Q. As-Shoera 42:13) 

Het grootste onrecht en de enige onvergeeflijke zonde is om, direct of indirect, iets of iemand anders dan Allah te aanbidden. Daarom is het accepteren van Islaam simpelweg het terugkeren naar de ware aard en naar het natuurlijke geloof in en de aanbidding van de Schepper, Allah. Islaam is niet enkel het erkennen van de Schepper (wiens bestaan een onontkenbare realiteit is), maar het is het toewijden van alle vormen van aanbidding, hetzij gevoelens in het hart, uitspraken van de tong, of handelingen van de ledematen, aan Allah alleen. Hierin ligt de ware bevrijding van de mensheid.

In de woorden van één van de moslimgeneraals tijdens het benaderen van een niet-moslim volk: “We zijn gekomen om een ieder, waarvan Allah het wil, te bevrijden van de aanbidding van mensen door mensen, (en hen uit te nodigen) naar de aanbidding van de Heer van alle mensen”. Als hoogste intelligentie geschapen, is de mensheid verantwoordelijk voor haar daden en zal zij onvermijdelijk hiervoor verantwoordelijk worden gesteld.

Dientengevolge moet verlossing een universeel bereikbaar gegeven zijn, niet beperkt tot een volk, plaats of tijd. Eeuwig geluk kan niet geblokkeerd worden door reïncarnatie of door het geloof in de mens als verlosser of de bemiddeling van priesters tussen mens en God.

Islaam is simpel, rationeel en praktisch. De grootste nadruk ligt op de zeer nauwe en persoonlijke relatie tussen Allah en Zijn behoeftige dienaren, de mensheid. De Almachtige zegt: “ En wanneer Mijn dienaren jou (O Mohammed) over Mij vragen, voorwaar dan ben Ik nabij. Ik beantwoord het gebed van de smekeling wanneer hij Mij aanroept. Laten ze dan gehoor geven aan Mij (Mijn oproep) en in Mij geloven, opdat ze leiding mogen ontvangen.” (Q. Baqarah 2:186) 

Islaam is niet slechts een religie, maar het is een complete manier van leven, waarin de relatie van het individu tot de gemeenschap en het materiële tot het spirituele, uitgebalanceerd is tot een perfecte harmonie. Islaam biedt zekerheid, betrouwbaarheid en veiligheid van geloof. Dit in tegenstelling tot andere religies waar het “meegaan met de stroom” de orde van de dag is, voortdurend veranderingen ondergaat om te passen bij de heersende cultuur waarin ze zich bevinden. Daarom kan de mensheid alleen door het oprecht volgen van de leiding van de Islaam ware vrede en verlossing bereiken. 

De Meest Verhevene zegt: “ Voor moslim mannen en vrouwen, voor gelovige mannen en vrouwen, voor toegewijde mannen en vrouwen, voor oprechte mannen en vrouwen, voor geduldige mannen en vrouwen, voor nederige mannen en vrouwen, voor vrijgevige mannen en vrouwen, voor vastende mannen en vrouwen, voor mannen en vrouwen die hun kuisheid bewaken, en voor mannen en vrouwen die Allah veel gedenken; Voor hen heeft Allah vergiffenis en een grote beloning voorbereid.” (Q. Al-Ahzaab 33:35)  

3 Wat is het hoofdthema en wat is de exacte oproep van de Qor’aan? 

De Oor’aan is het woord van Allah. Letterlijk betekent het woord Qor’aan; ‘datgene wat voorgedragen wordt’. Het is afkomstig van de stam qara’a wat ‘lezen’ betekent. Het eerste woord van de Qor’aan dat geopenbaard werd is de gebiedende wijs van het woord lezen en dat is ‘iqra’!’ (Lees!).  Allah zegt:  “Lees! In de naam van uw Heer, Die (alles) heeft geschapen, Hij heeft de mens geschapen van ‘alaq (iets dat zich vasthecht aan de baarmoederwand in de vorm van een bloedzuiger). Lees! En uw Heer is de Meest Vrijgevige, Die de mens (het schrijven) onderwezen heeft met de pen, datgene onderwezen heeft wat de mens niet wist.” (Q. Al-‘Alaq 96:1-5)  

De Qor’aan is in essentie een boek van ‘leiding’ en ‘richting’ voor de gehele mensheid. De Qor’aan concentreert zich op kennis, begrip en het onderwijzen en opvoeden van de mensen in datgene waarin hun ware succes en voorspoed ligt.  Het fundamentele thema van de Qor’aan is Tawhied (monotheïsme) en al hetgeen er in staat draait in feite om dit centrale thema.

De Qor’aan spreekt vele groepen mensen (ten tijde van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem) aan. Onder hen de materialisten (Dahriyyoen), te vergelijken met de hedendaagse existentialisten, een keur aan heidense Arabieren en ook joden en christenen (in Medina). De oproep van de Qor’aan is niet beperkt tot een bepaalde groep mensen. Deze oproep is logisch van aard, in die zin dat eerst de heidense Arabische groepen, vervolgens de “Mensen van het Boek” en tenslotte de gehele mensheid wordt aangesproken. Vandaar dat de Qor’aan mensen vaak aanspreekt met openingszinnen als: “O jullie ongelovigen” (heidenen), “O kinderen van Israël” (joden), “O Mensen van het Boek” (joden en christenen), “O mensheid” of “O kinderen van Adam” (de gehele mensheid). Wat de ontkenners van het bestaan van Allah (i.e. een Almachtige Schepper) betreft, de Qor’aan besteedt hier niet zoveel aandacht aan. Het bestaan van een Almachtige Schepper is namelijk iets wat van nature in de menselijke ziel is vastgelegd. Dit wordt (door de eeuwen heen) alleen door arrogante en hoogmoedige mensen ontkend. Om deze reden wordt er, op een enkele keer na, vrijwel geen aandacht aan besteed.

Moslims beschouwen zaken als de evolutietheorie, de buitenaardse wezens theorie, de claim dat de wetenschap voor “god” kan spelen en soortgelijke theorieën en claims, als zijnde absurditeiten die de tand des tijds niet zullen weerstaan en uiteindelijk zullen verdwijnen. Vele wetenschappers beginnen dit geleidelijk aan in te zien.

Gedesillusioneerd door de volkomen inadequate en intellectueel onovertuigende theorieën die de verbazingwekkende complexiteit en onpeilbare entiteit van het universum, zelfs bij benadering niet kunnen verklaren. Na geflirt te hebben met eeuwig veranderende wetenschappelijke modellen en meer gedesillusioneerd dan verlicht te zijn, neigen sommigen uit de wetenschappelijke gemeenschap nu meer naar een universum met een Almachtige, Grondlegger en Schepper erachter.

Daarom is de kwestie van het bestaan van Allah iets waar niet echt aandacht aan wordt besteed. Dit is belangrijk omdat het illustreert dat hetgeen waarnaar de Qor’aan de mensheid oproept en uitnodigt, niet slechts het geloof in een Enige, Almachtige Voortbrenger en Schepper is. Dit gegeven wordt namelijk al, in één of andere vorm, door de meerderheid van de mensheid gehandhaafd. De wezenlijke boodschap van de Qor’aan is om de mensen op te roepen hun aanbidding puur en oprecht alleen aan Allah toe te wijden en het aanbidden van andere objecten en entiteiten te verlaten.

De Qor’aan verwerpt het heidendom in al zijn vormen en variaties en richt zich, voordat anderen worden aangesproken, in beginsel tot de veelgodenaanbidders onder de Arabieren. De heidense Arabieren waren in feite een vroom volk die als daden van aanbidding datgene uitvoerden wat niet meer dan overblijfselen waren van rituelen (van de Bedevaart) van Abraham. Ze bezaten prijzenswaardige kenmerken en karaktereigenschappen, zoals gastvrijheid, het beschermen van de familie eer, enzovoort. Ook erkenden en bevestigden zij, zoals vermeld in de Qor’aan, dat Allah de Voortbrenger, Schepper en Bezitter van het universum is, dat Hij de enige is die (de gehele schepping) onderhoudt, voorziet, beschermt, geneest, enzovoort. Echter, zij waren afgedwaald naar het aanbidden van afgodsbeelden (representaties van vrome mensen van lang vergane generaties).

Zij (de Arabieren) claimden dat zij zelf niet met Allah in kontakt konden komen, maar dat de bemiddelaars (afgodsbeelden) namens hen zouden bemiddelen en hen zodoende dichter bij Allah zouden brengen. Dit vormde de oorsprong en rechtvaardiging om sommige vormen van aanbidding naar deze beelden of de mensen die zij vertegenwoordigden te richten. De Qor’aan stelt deze kwestie fundamenteel aan de orde en weerlegt in het bijzonder de gehechtheid van de heidense Arabieren aan hun afgoden en hun aanbidding van andere zaken naast Allah. In het verlengde hiervan worden alle vormen van afgoderij weerlegd. De Qor’aan legt uit dat de aanbidding van iets anders dan Allah de grootste vorm van onderdrukking en onrecht en de basis van alle corruptie en onrechtvaardigheid op aarde is.  

In de Qor’aan en Soennah worden ook de Namen en Eigenschappen van Allah vermeld. Hierdoor worden alle eigenschappen, namen en kwaliteiten die Allah onwaardig zijn en die valselijk aan Hem zijn toegeschreven, gecorrigeerd.

Voorbeelden van Zijn Namen zijn: Ar-Rahmaan (De Meest Barmhartige), Ar-Rahiem (Degene die barmhartigheid aan Zijn schepping toont), Al-‘Aliem (De Alwetende), Al-Malik (De Koning), Al-Gaaliq (De Schepper), Al-Qoeddoes (De Sublieme, ver, -en vrij van imperfecties), As-Salaam (Gever van rust en veiligheid), Al-‘Aziez (De Almachtige), As-Samie’ (De Alhorende), Al-Basier (De Alziende), Ar-Razzaaq (De voorziener van onderhoud), Ar-(?)Ghafoer (De Vergevingsgezinde), enzovoort. Al deze Namen verwijzen naar de Kwaliteiten en Eigenschappen van Allah die Hem alleen toebehoren.

In de Qor’aan en de Soennah worden de Namen en Eigenschappen van Allah bevestigd in specifieke zin, en ontkend in algemene zin. Derhalve, bevestigen Moslims alleen die Namen en Eigenschappen waarmee Allah Zichzelf, of waarmee Zijn Profeet Hem heeft beschreven, en zij ontkennen alle onwaardigheden die Allah van Zichzelf of die Zijn Profeet heeft ontkend. Om zonder kennis over Allah te spreken of valselijk dingen aan Hem toe te schrijven, behoort volgens de Qor’aan tot de grootste der zonden. 

De Qor’aan nodigt de gehele mensheid ook uit om de schepping te bekijken, te observeren, er zorvuldig over na te denken en om alle schoonheid, perfectie, gecompliceerdheid, harmonie, giften en gunsten te overwegen, opdat zij haar Grondlegger, Schepper en Bezitter kan erkennen, waarderen en danken. De Meest Verhevene zegt: “Hebben ze dan niet gezien hoe Wij water (regenwolken) voortdrijven naar het droge land zonder vegetatie en daarmee gewassen voortbrengen, die hen en hun vee van voedsel voorzien,? Willen ze dan niet zien?” (Q. As-Sadjdah 32:27) 

“Hebben ze niet gekeken naar de hemel boven hen, hoe Wij deze gemaakt en versierd hebben en er bevinden zich geen spleten in?” (Q. Qaf 50:6)  

“Zie jij niet (O Mohammed) dat Allah de nacht in de dag doet overgaan (i.e. afname van de uren van de nacht worden toegevoegd aan de uren van de dag) en de dag in de nacht doet overgaan (i.e. afname van de uren van de dag worden toegevoegd aan de uren van de nacht), en de zon en de maan heeft onderworpen, elk voor een vastgestelde tijd zijn baan volgend, en dat Allah van al hetgeen jij doet op de hoogte is?””  (Q. Loeqmaan 31:29) 

“En al datgene wat in de hemelen en op aarde is, is aan jullie ondergeschikt gemaakt, dat alles is een gunst en een goedheid van Hem. Voorwaar hierin zijn tekenen voor een volk dat diep nadenkt.” (Q. Yaa-Sien 36:77) 

“ Wisten zij die niet geloven niet dat de hemelen en de aarde als één geheel met elkaar verbonden waren, waarna Wij ze van elkaar scheidden? En van water hebben Wij elk levend wezen voortgebracht. Willen ze dan niet geloven? En op aarde hebben Wij onwrikbare bergen geplaatst, opdat het niet met hen (de mensen) zou beven, en Wij plaatsten (op aarde) brede wegen opdat zij het juiste pad zouden volgen. En Wij hebben de hemel als een veilig en welbeschermd dak gemaakt. Niettemin wendden zij zich af van deze tekenen. En Hij is het die de nacht en de dag heeft geschapen, en de zon en de maan, elk van hen zich bewegend langs een vaste baan. (Q. Al-Anbiyaa 21:30-33)  

Het is vanwege dit aspect in de Qor’aan dat de Moslims verbazingwekkende vooruitgang boekten in, wiskunde, geografie, geologie, astronomie, embryologie en vele andere wetenschappelijke gebieden.[1] Deze ontwikkeling vormde zelfs de basis van de zogenaamde “Verlichting” in het Westen.

De benadering van de Qor’aan is dusdanig dat de mensheid reëel beseft, hoe waardeloos het aanbidden van anderen dan Allah is. Allah is de enige Schepper, Voorziener en Helper, daarom is Hij de enige die verering, gehoorzaamheid en dankbaarheid toekomt. Het is daarom ongepast en nutteloos om partners naast Allah op te zetten en die vervolgens te vereren, vrezen, gehoorzamen en aanbidden. 

De Qor’aan richt zich vervolgens tot de “Mensen van het Boek”, de Joden en Christenen. In het bijzonder de Joden worden gedetailleerd aangesproken. De vele gunsten die door Allah aan hen zijn toebedeeld worden opgesomd, zoals onder andere het feit dat ze uitverkoren waren en heerschappij hebben gekregen, het zenden van vele Profeten naar hen en hun bevrijding van de overheersing van Farao en andere gunsten.  De Meest Barmhartige zegt: “O Kinderen van Israël! Gedenk mijn gunsten die Ik jullie bewees, dat Ik jullie uitverkoos (in jullie tijdperk in het verleden) boven de ‘Alamien (mensheid en djinns).” (Q. Baqarah 2:47) 
“En voorzeker plaatsten Wij de kinderen van Israël in een respectabele verblijfplaats (Shaam)[2] en voorzagen hen van goede dingen en zij verschilden niet van mening totdat de kennis tot hen kwam. Voorwaar, Allah zal op de Dag der Opstanding over hen oordelen betreffende hetgeen waarover zij twistten.”   (Q. Joenoes 10:93)

“En voorzeker gaven Wij aan de kinderen van Israël het Boek en het begrip en de wetten van het Boek en het profeetschap en voorzagen hen van goede dingen en verkozen hen boven de ‘Alamien (van hun tijd).” (Q. Al-Djaathiyah 45:16) 

De Qor’aan wijst de Joden op deze manier op de weldaden van hun Heer ten opzichte van hen. Ze toonden echter, ondanks dit alles, arrogantie en onrechtvaardigheid. Er wordt nadruk gelegd op het feit dat, in het bijzonder de Joden, de waarheid kenden en zich toch hiertegen verzetten. Dit werd later nog eens duidelijk gemaakt door hun verwerping van de Profeet Mohammed, toen ze vernamen dat hij afstamde van de Arabieren in plaats van de Joden. Ze waren immers in afwachting van de “Paracletos” (De Geprezene – de letterlijke betekenis van Mohammed) en daarom migreerden ze naar de regio waar hij verwacht werd (Medina).

Ze worden in de Qor’aan opgeroepen om degene die zij ontkenden (terwijl ze wisten dat hij de verwachte profeet was), te accepteren. Ze worden ook opgeroepen hun slinkse gedrag, arrogantie, vervalsingen in de Geschriften, overdrijvingen in de wetten, aanbidding van Oezair, minachting en hooghartigheid ten opzichte van andere volkeren, te laten. De claim van de Joden dat zij de “Uitverkorenen” zijn wordt ook verworpen in de Qor’aan. De Almachtige zegt: “En de Joden en de Christenen zeggen: ‘Wij zijn de kinderen van Allah en Zijn geliefden’. Zeg: ‘Waarom straft Hij u dan voor uw zonden?’ Neen, jullie zijn slechts mensen, van degenen die Hij schiep. Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil. En aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en aarde en al hetgeen dat er tussen is en tot Hem is de terugkeer (van alles).”   (Q Al-Ma’idah 5:18) 

Wat de Christenen betreft, zij worden hoofdzakelijk aangesproken vanwege het verlaten van de pure en ware leringen van Jezus, het adopteren van doctrines die in essentie van heidense Griekse en Romeinse oorsprong zijn en het verheffen van de status van de profeet Jezus tot godheid. Het vraagstuk van de drie-eenheid, het vervalsen van het Boek, de vergoddelijking van Jezus en Maria, de kwestie van Jezus’ geboorte, dood en wederopstanding en andere zaken, worden allen belicht. De Christenen worden gekenmerkt door hun handelen zonder kennis en het toevoegen van innovaties aan de religie van Jezus (Islaam). Allah zegt: “O Mensen van het Boek (Joden en Christenen)! Overschrijdt de grenzen van jullie religie niet en zegt over Allah niets dan de waarheid. De Messias Jezus, zoon van Maria, was (niet meer dan) een Gezant van Allah en Zijn Woord (“Wees!” – en hij was), welk Hij aan Maria schonk, en een ziel door Hem geschapen. Geloof dus in Allah en Zijn Gezanten. Zeg niet: “Drie!” (drie-eenheid). Houdt op! (dat is) beter voor jullie. Voorwaar Allah is één Ilah (God), Glorie zij Hem (Hij is ver verheven) boven het hebben van een zoon. Aan Hem behoort al wat in de hemelen en op aarde is. En Allah is afdoende als Beschikker van zaken.” (Q. An-Nisaa 4:171) 

De Qor’aan erkent ook diegenen onder de Joden en de Christenen die trouw bleven aan de leringen van de Profeten, vóór de komst van Mohammed. Ze worden hierom geprezen en hun goede kwaliteiten worden vermeld. De Qor’aan geeft aan dat hun acceptatie van Mohammed hen een dubbele beloning zal opleveren. Eenmaal voor het vasthouden aan de leer van de vroegere Profeten en andermaal voor het trouw blijven aan datgene wat van hen vereist werd toen Profeet Mohammed zijn boodschap verkondigde. De Qor’aan roept de Moslims op om met wijsheid, goede manieren en goede argumentatie, de Joden en Christenen uit te nodigen naar Islaam (De manier van leven van Mozes, Jezus en alle andere Profeten). Allah zegt: “Nodig (de mensheid) uit naar de Weg van jullie Heer (Islaam) met wijsheid en goede redenering en redetwist met hen op de beste wijze. Voorwaar, jullie Heer weet het beste wie van Zijn pad is afgedwaald en Hij weet het beste wie geleid zijn.” (Q. An-Nahl 16:125)     

“En redetwist niet met de Mensen van het Boek, tenzij het op een betere wijze is (met goede woorden en manieren hen uitnodigend naar Islaam), behalve met degenen onder hen die onrecht plegen en zeg (tegen hen): ‘Wij geloven in hetgeen aan ons is geopenbaard en aan jullie is geopenbaard. Onze Ilah en jullie Ilah is Één (i.e. Allah). En aan Hem hebben wij ons onderworpen (als Moslims).” (Q. Al-‘Ankaboet 29:46) 

Wat de Moslims betreft, zij worden aangesproken met geboden en verboden, waarschuwingen en beloftes. De Qor’aan leidt en wijst hen de weg naar goed gedrag, vroomheid, gehoorzaamheid, nederigheid, liefdadigheid en andere prijzenswaardige handelingen (zoals belichaamt in het karakter van de Profeet Mohammed). De Moslims worden constant herinnerd aan het “Oordeel” en de “Vergelding” en aan de verantwoording die ze voor al hun slechte daden zullen moeten afleggen alsook de beloning die ze zullen ontvangen voor hun goedheid, oprechtheid en vroomheid.

Ze worden aangemoedigd om vergiffenis te vragen, berouw te tonen, aalmoezen te geven, constant het gebed te verrichten, goed te zijn tegen hun ouders en verwanten en voorkeur te geven aan de weduwen, wezen en armen. De Qor’aan reguleert ook de verhoudingen tussen de sociale structuren in de samenleving  en behandelt zaken als politiek en economie. Al deze zaken worden vervolgens in detail uitgelegd in de “Soennah”.

De Soennah is de inhoud van de Qor’aan in de praktijk gebracht, belichaamd in de uitspraken en handelingen van de Profeet Mohammed.  De Qor’aan belicht de opkomst en ondergang van oeroude volkeren en beschavingen naar wie de voornaamste Profeten zijn gestuurd. Er wordt verteld over hun straf en vernietiging toen zij de Profeten verwierpen en in onzedelijkheid, corruptie en shirk (heidendom, afgoderij) vervielen. Het Boek legt uit dat dit een voortgaande kwestie is, dat naties komen en gaan, ongeacht hun grootheid, vooruitgang in kennis, macht en kracht. Voorbeelden worden gegeven van de volkeren van ‘Aad, Thamoed, de volken van Lot, Noach, Shoe’aib, Sheba. Hun overblijfselen zijn vandaag de dag nog te vinden (bijv. Sodom, Petra, Ma’rib enz.). Deze verhalen gelden als waarschuwing voor de gehele mensheid. 

De gehele mensheid wordt in de Qor’aan opgeroepen om in Allah te geloven, de aanbidding naar Hem alleen te richten en alle valse goden te ontkennen, om vanuit deze basis tot een echte eenheid en broederschap van verschillende rassen en volkeren te komen. Deze oproep is het fundament van de eenheid van de mensheid en het gehoor geven hieraan resulteert in succes en voorspoed.

Vanuit dit fundament spoort de Qor’aan tot alle vormen van goede werken aan en verbiedt het alles wat schadelijk en slecht is. Er wordt opgeroepen tot de verwijdering en verwerping van shirk. De subtiele en overduidelijke vormen ervan, aangezien dit de grootste leugen en onderdrukking is, gebaseerd op het toeschrijven van kwaliteiten, krachten en rechten (die alleen aan Allah behoren) aan anderen dan Allah. 

In het kort zien we dat Allah in de Qor’aan openbaart: .          

  • Wie Hij is – door Zijn Schone Namen en Eigenschappen..          
  • Wat het doel van onze schepping is – de aanbidding van Hem alleen..          
  • Hoe wij dat doel kunnen realiseren – door te leven volgens de Qor’aan en de Soennah..          
  • Wat de gevolgen zijn van het oprecht nastreven van dit doel en het accepteren van de waarheid van Islaam – in dit leven duidelijkheid, gemoedsrust, zekerheid, richting en in het hiernamaals een nog nooit aanschouwde, eeuwigdurende beloning..          
  • Wat de gevolgen zijn van het verwaarlozen van dit doel en het verachten en verwerpen van de Islaam – in dit leven verwarring, angst, onzekerheid, wanhoop, rusteloosheid en in het hiernamaals een verschrikkelijk pijnlijke eeuwigdurende straf. Dit is in geen geval een volledige uiteenzetting, het is slechts een beknopte weergave van de hoofdthemas van de Qor’aan.   

4.  Kun je de geloofsgetuigenis van de Moslims en de betekenis ervan uitleggen? 

Het geloof van een Moslim is samengevat in de geloofsgetuigenis, beter bekend als de ‘kalimah’ (woord) en deze luidt: “Ashedoe an laa ilaaha ill-Allaah wa ashedoe anna Mohammed ar-rasoeloellah.” 

Dit betekent: “Ik getuig dat niets en niemand het recht heeft om aanbeden te worden, alleen Allah en ik getuig dat Mohammed zijn Gezant is.” Deze getuigenis bevat een ontkenning en een bevestiging. De ontkenning is dat niets het recht heeft om aanbeden te worden en de bevestiging is dat het recht van aanbidding alleen aan Allah behoort. Moslims geloven dat dit universum noodzakelijkerwijs een Schepper heeft.

Het is voor het gezonde verstand moeilijk te bevatten dat het heelal met zijn gehele ordening en inrichting een product van simpel toeval is.

Een van de islamitische geleerden, Aboe Haniefa (150 N.H.), had eens een discussie met een paar atheïsten. Hij vroeg hen: “Wat zeggen jullie van iemand die jullie vertelt dat hij een volbeladen schip, middenin een sterke storm, zonder kapitein en bemanning feilloos naar een veilige haven zag varen, accepteren jullie dat verstandelijk?” Zij zeiden: “Ons intellect kan dat niet accepteren.” Aboe Haniefa zei toen: “Als jullie intellect het verhaal van een schip zonder leidende bemanning niet accepteert, hoe accepteren jullie dan dat een heel universum met al zijn verschillende condities en complexe aard zijn beloop vindt zonder een Schepper die het geheel bestuurt?” De atheïsten waren stomgeslagen en bekeerden zich tot de Islaam. 

Allah zegt in de Qor’aan: “Voorwaar, in de schepping van de hemelen en aarde en in de wisseling van nacht en dag en in de schepen die de zee bevaren met datgene wat de mensen tot voordeel strekt en in de regen die Allah van de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde doet herleven na haar dood en daarop alle soorten dieren verspreidt en in de verandering van de windrichtingen en in de wolken die tussen de hemel en aarde worden vastgehouden, zijn inderdaad Aayaat(tekenen, bewijzen, aanduidingen) voor een volk van begrip.”      (Q. Baqarah 2:164) 

Moslims geloven derhalve in het bestaan van Allah, Hij is de Voortbrenger en Schepper van het universum[3]. Dientengevolge geloven moslims dat het universum en al wat zich erin bevindt een duidelijk doel heeft. Allah zegt: “Ik heb de mens en de djinn slechts geschapen om Mij te aanbidden.” (Q. Ad-Dhzaari’aat 51:56) 

In deze ene korte zin heeft Allah duidelijk aan de mensheid het doel van hun bestaan uitgelegd. Dit is iets waar, sinds het bestaan van de mens, filosofen, wetenschappers en intellectuelen geen concluderend en unaniem antwoord voor konden leveren. ‘Aanbidden’ is hier een veelomvattende term die elk aspect van het leven beslaat, zowel in iemands persoonlijke leven als in relatie tot anderen. Kijkend naar de islamitische definitie van een ‘god’ (al hetgeen dat aanbeden of onvoorwaardelijk gehoorzaamd wordt, of het bestuurscentrum is van emoties zoals hoop, angst, vertrouwen, enz.) is het mogelijk om te spreken van het bestaan van meerdere ‘goden’. Zodoende kunnen vele zaken door mensen naar een ‘god status’ worden verheven.

Mensen doen dit omdat ze geloven dat deze dingen hun wensen in vervulling kunnen doen gaan en dat ze hierdoor eer, macht en ware tevredenheid kunnen verkrijgen. Als men eenmaal besloten heeft dat geld, drugs, status of macht het doel in dit leven is, wordt dit voor hen een ‘god’, met andere woorden, ze geloven dat het hen kan voorzien van tevredenheid en voldoening en van vrijheid van angst en zorgen. Alle handelingen die ze verrichten om naar deze zaken geleid te worden of om ze te verkrijgen is hun vorm van ‘aanbidding’ van deze ‘goden’. Allah zegt: “En ze hebben naast Allah andere goden (ter aanbidding) genomen, opdat zij hen eer, macht en glorie zullen geven.” (Q. Marjam 19:81) 

Moslims geloven dat alleen de Enige Ware God, Allah, beschikt over leven en dood, dat Hij de regen neerzendt, de voorziening geeft en mensen in tijden van nood kan redden. Hij alleen bezit en beschikt over het universum en doet daarmee wat Hij wil. Derhalve zou men zich voor het vervullen van wensen en noden en voor het verkrijgen van ware vrede en gemoedsrust alleen tot Allah moeten richten.

Vanuit dit perspectief gezien kan het aanbidden van iets anders dan Allah als doelloos en nutteloos worden beschouwd en wordt dit gezien als de ergste zonde die een mens kan begaan. Allah spreekt in de Qor’aan vele malen over het feit, dat wanneer mensen in nood zijn, zij diep van binnen weten dat er maar één is die hun kan redden of hun nood kan verlichten. Zelfs een atheïst zal als zijn leven in gevaar is en er geen andere uitweg is, in zijn hart nog een sprankje hoop hebben dat ‘iets’ hem kan redden. Aangezien het hart het bestaan van een Almachtige Schepper instinctief gelooft en bevestigt, is het in feite Allah waar hij zijn hoop op gevestigd heeft. Allah verklaart deze realiteit in de Qor’aan. 

“ Hij is het die jullie in staat stelt om over land en zee te reizen, totdat wanneer jullie in de schepen zijn en deze met de opvarenden wegzeilen onder een gunstige wind en zij omwille hiervan verheugd zijn, er een stormachtige wind tot hen komt. En wanneer de golven van alle kanten tot hen komen en zij ervan overtuigd zijn dat zij door hen zijn ingesloten, dan roepen zij Allah aan, Hem zuiver aanbiddend: ‘Als U ons hier uit redt, dan zullen wij zeker tot de dankbaren behoren!’ Echter toen Hij hun gered had handelden zij buitensporig op aarde, zonder recht.” (Q Joenoes 10:22-23)

Dus in tijden van nood en zware tegenspoed keren mensen terug naar diegene die ze kan helpen en dat is De Enige Ware God, Allah. Dit is dus de betekenis van het eerste gedeelte van de geloofsgetuigenis: “Niemand heeft het recht om aanbeden te worden, alleen Allah”. Dat wil zeggen, niets dat geschapen is heeft recht op, of verdient ondergeschiktheid en aanbidding. Het is echter Allah die, op grond van het feit dat Hij de Grondlegger, Bezitter en Beheerser van het universum is, dit alleenrecht heeft.  

Het tweede gedeelte van de getuigenis is: “Mohammed is Zijn Booschapper.” Moslims geloven dat Allah van tijd tot tijd Profeten stuurde om Zijn boodschap over te brengen, om zodoende de mensheid te informeren over het doel van hun bestaan en hoe dat doel te vervullen. De boodschap van alle Profeten was één en dezelfde, namelijk de oproep tot de aanbidding van de Enige Ware God en het vermijden van de aanbidding van iets anders naast Hem. Zodoende stuurde Hij Abraham, Noach, Mozes, Jezus en Mohammed (vrede zij met hen allen), alsook al de andere Profeten door de geschiedenis heen.  Allah zegt: “En Wij hebben in elke gemeenschap een Gezant verheven (zeggende): ‘Aanbid alleen Allah en vermijd valse goden’.” (Q An-Nahl 16:36) 

De rol van de Profeten is om als voorbeeld te dienen voor de mensheid hoe hun plicht tegenover hun Heer te vervullen, namelijk het aanbidden van Hem alleen zonder partners aan Hem toe te schrijven. Zodoende kwam elke Profeet met een code, een gedragsmodel, alszijnde een praktijkvoorbeeld van de betekenissen en de vereisten van het Geschrift. Moslims weten dat het voorbeeld van de Profeet Mohammed (door Allah naar de gehele mensheid gezonden als de laatste Profeet) de praktische, fysieke en complete manier is om de aanbidding naar Allah te verrichten en daardoor een waardevol en doelgericht leven te leiden. Deze code, genaamd de Soennah (manier, weg), is allesomvattend. Het houdt zaken in als; hoe te bidden, hoe te eten, hoe zich te kleden, hoe het gezin te onderhouden, hoe om te gaan met andere mensen en de natuur, hoe een land of staat te regeren, hoe een oprecht, fatsoenlijk en moreel persoon te zijn, kortom, het omvat elk facet van het leven. Dientengevolge kunnen we de uitspraak van Allah begrijpen: “Hij (Allah) is het die naar de ongeletterden een Gezant (Mohammed) uit hun midden heeft gezonden, aan hen Zijn (Allah’s) Verzen reciterend, hen reinigend (van de onreinheid van ongeloof en veelgodendom) en hun het Boek (de Qor’aan) en de Wijsheid (de Soennah) onderwijzend. En voorwaar, daarvoor verkeerden zij in klaarblijkelijke dwaling.” (Q. Al-Joemoe’ah 62:2)  “Jullie hebben in de Gezant van Allah een prachtig voorbeeld van gedrag voor een ieder die hoopt op (de ontmoeting met) Allah en de Laatste Dag en die Allah veel gedenkt.” (Q. Al-Ahzaab 33:21) 

Voor Moslims is de religie Islaam een complete en perfecte manier van leven in navolging van de uitspraak van Allah: “Op deze dag heb Ik jullie religie vervolmaakt, Mijn gunst aan jullie voltooit, en Islaam als manier van leven voor jullie uitverkoren.” (Q. Al-Ma’idah 5:3)

Dit is hetgeen dat wereldwijd meer dan een miljard Moslims bijeenbrengt. Deze geloofsverklaring: “Laa ilaaha ill Allah Mohammedar-Rasoeloellah” (Niets heeft het recht om aanbeden te worden alleen Allah en Mohammed is Zijn Gezant), die slechts uit een paar woorden bestaat maar een ruime betekenis heeft en die elk aspect van het menselijke leven beslaat.

Het is echter belangrijk op te merken dat ondanks het feit dat de kalimah (geloofsverklaring) Moslims samenbrengt, er onder hen mensen zijn, die innovaties  introduceren die niet tot het geloof behoren en als gevolg daarvan  zichzelf daarmee in hun geloofsovertuigingen, uitspraken en handelingen , afscheiden van het ‘lichaam’ van de islamitische gemeenschap! Dit betekent niet dat ze verstoten zijn uit de Islaam, maar ze zijn wel enigzins afgeweken van de Rechte Weg. Het gevolg hiervan is het ontstaan van sekten en afsplitsingen binnen de Islaam. Islaam is echter de geopenbaarde manier van leven voor alle mensen van alle tijden, en dankzij die Openbaring, de Qor’aan en de bewaard gebleven uitleg van de Profeet, zal de pure Islaam altijd blijvend en altijd toegankelijk zijn.

 Allah zegt: “Voorwaar Wij hebben de Dhzikr (de Qor’aan) nedergezonden en voorzeker zullen Wij deze  bewaren”.   (Q. Al-Hidjr 15:9)     “En Wij hebben de Vermaning (de Qor’aan) tot jou (Mohammed) neergezonden, opdat jij de mensen duidelijk zal uitleggen datgene wat aan hen neergezonden is, opdat zij zullen nadenken.”(Q. An-Nahl 16:44) “ O jullie die geloven, gehoorzaam Allah en gehoorzaam de Gezant (Mohammed) en diegenen (Moslims) onder jullie die met gezag zijn bekleed. En als jullie met elkaar van mening verschillen betreffende de Religie, refereer dan aan (het Boek van) Allah en (de Soennah van) Zijn Gezant als jullie werkelijk in Allah en de Laatste Dag geloven, dat is wat goed en beter is als uiteindelijke uitkomst.” (Q. An-Nisaa 4:59)  En in de authentieke overlevering door Imaam Maalik in zijn “Al-Mowatta” waarin de Profeet Mohammed zegt: “Ik heb voor jullie twee dingen achtergelaten waardoor jullie, als jullie je eraan vasthouden, nooit zullen afdwalen : Het Boek van Allah en mijn Soennah.”  Hoewel het al enigzins belicht is; kun je een grondigere uitleg van Tawhied (monotheïsme) geven?           

In de Qor’aan en in de Soennah (de Qor’aan in de praktijk, de weg, het gedragsmodel) van de Profeet, zien we dat Allah over Zichzelf en de vereisten van Tawhied vanuit drie invalshoeken spreekt.

  1.  Hij legt vast en bevestigt dat alle handelingen die te maken hebben met scheppen, bezitten, reguleren, onderhouden, voorzien, enzovoort, alleen aan Hem behoren en niet gedeeld worden met iets of iemand van de schepping. 
  2.  Hij bevestigt voor Zichzelf het hebben van Verheven Namen en Prijzenswaardige Eigenschappen. Hierdoor nemen we kennis van Zijn kennis, macht, perfectie, wijsheid en andere eigenschappen.
  3. Hij bevestigt dat alle vormen van aanbidding, zowel innerlijk als uiterlijk, aan Hem alleen behoren en dat de aanbidding naar niets en niemand anders dan Hem gericht mag worden. Om ons begrip van Tawhied te verbeteren en te complementeren, wordt in de Qor’aan en in de Soennah ook het tegenovergestelde hiervan, namelijk Shirk, als volgt belicht. 

1.                Shirk is het toeschrijven van die kwaliteiten die alleen aan Allah behoren, aan anderen dan Hem. Bijvoorbeeld claimen dat iemand absolute macht heeft over leven en dood, kennis heeft van het ongeziene, in staat is om uit zichzelf te voorzien, te genezen, en soortgelijke zaken. Tegelijkertijd is het het toekennen van de onvolmaakte kwaliteiten van de mens aan Allah. Het is dus zowel het reduceren van Allah tot het hebben van gebrekkige menselijke kwaliteiten, als het verheffen van mensen (en andere schepsels) door de unieke kwaliteiten van Allah aan hen toe te kennen. 

2.                   Het toekennen van de Namen en Eigenschappen die uniek voor Allah zijn en alleen bij Hem passen, aan de schepping en omgekeerd het geven van de namen en eigenschappen die alleen bij de schepping passen, aan Allah. Het is belangrijk om hier op te merken dat hetgeen wat ontkend wordt, de realiteit achter de namen en eigenschappen is en niet de naam of eigenschap zelf. Er zijn namelijk vele namen en eigenschappen die zowel voor Allah als voor de schepping van toepassing zijn, zoals; zien, horen, kennis hebben, vergevingsgezindheid, rechtvaardigheid, enzovoort. Echter, aangaande Allah is er een realiteit van deze namen en eigenschappen en aangaande de schepping is er weer een andere realiteit en er is geen gelijkenis tussen hen. Dientengevolge bevestigen orthodoxe Moslims de Namen en Eigenschappen van Allah, zoals ze vermeld worden in het Boek en in de Soennah, zonder ze te ontkennen, hun betekenis te vervormen, er een hoedanigheid aan te geven of ze (in hun ware aard en natuur) te vergelijken met die van de schepping. 

3.                   Het richten van enige vorm van aanbidding aan iets of iemand naast Allah. Dit geldt voor handelingen van het hart, de tong en het lichaam.

Het is belangrijk op te merken dat er met betrekking tot de Tawhied in het verleden en heden moslim facties zijn (geweest) die vanuit het oogpunt van kennis en handelingen zijn afgedwaald.

 


 

[1] In de Qor’aan spreekt Allah gedetailleerd over vele natuurverschijnselen. Het is zelfs zo dat toen aan bepaalde wetenschappers gevraagd werd om sommige verzen in de Qor’aan te onderzoeken, ze vrij verrast waren door de kennis die ze daarin aantroffen. Professor E. Marshal Johnson (voorzitter van de afdeling Anatomie aan de Thomas Jefferson Universiteit, Philadelphia, VS) verklaarde toen hij verzen in de Qor’aan tegenkwam die handelden over embryologie: “De Qor’aan beschrijft niet slechts de ontwikkeling van de uiterlijke vorm, maar benadrukt ook de innerlijke gefaseerde schepping en ontwikkeling van het embryo, grote gebeurtenissen die door hedendaagse wetenschappers erkend worden… Als ik mezelf naar dat tijdperk kon verplaatsen met de kennis die ik nu bezit, zou ik de dingen die beschreven worden niet kunnen beschrijven…Ik  zie geen bewijs om het concept te verwerpen dat dit individu Mohammed deze informatie ergens vandaan kreeg…dus ik zie niets dat botst met het concept dat er sprake is van goddelijke tussenkomst…” De beroemde embryoloog Dr. Keith Moore, auteur van het standaard universiteitsboek over embryologie, ‘The Developing Human’, verklaart ook: “Het is mij een genoegen geweest om te mogen helpen met het verklaren van teksten in de Qor’aan aangaande de menselijke ontwikkeling. Het is mij duidelijk dat deze verzen van God of Allah tot Mohammed gekomen moeten zijn omdat bijna al deze kennis pas vele eeuwen later ontdekt werd. (‘The Developing Human, with Islamic Additions’- Keith Moore, 1982 WB Saunders and Company).

[2] Gebied dat Palestina, Jordanië, Libanon, Syrië en een klein gedeelte van Irak omvat.

[3] Een van de prominente geleerden van Islaam, Ibn al-Qayyim verklaart: “…Dus het handwerk (van Allah) behoort tot die zaken die het duidelijkste bewijs leveren voor Zijn Eigenschappen en de waarheid die de Gezanten aangaande Hem overbrachten. Het handwerk van Allah getuigt van de waarheid van de aayaat (verzen, tekenen) die gehoord worden en duidt op (de juistheid en correctheid van) het zoeken naar bewijs in de tekenen van het handwerk (van Allah).

 De Meest Verhevene zegt:

 “Wij zullen hen Onze tekenen tonen in het universum en in henzelf, totdat het hen duidelijk wordt dat dit (de Qor’aan) de waarheid is.”   (Q. Al-Foesilat 41:53) Bedoelend dat de Qor’aan de waarheid is. Dus Hij heeft laten weten dat Hij hen zeker de tekenen zal tonen die geobserveerd en waargenomen worden, waardoor het hen duidelijk zal worden dat Zijn aayaat die gereciteerd worden waar zijn…” (uit ‘Al-Fawaa’id’ van Ibn al-Qayyim).