De aard van de mens

 

 

De aard van de mens

Toen Allah (swt) de mens creëerde, deed Hij dat met een bepaald doel. Hij bepaalde, dat het doel van de mens – net als van de djin – zou zijn om Hem, Allah, te aanbidden:

 

<< En Ik heb de djinns en de mens slechts geschapen om Mij te dienen. >> (51:56)

 

Dit is het doel, de opgave in ons leven: Allah dienen en aanbidden. En dit dienen en aanbidden vormt tevens de test voor ons in ons leven. Het leven is als het ware één grote test van Allah om te bepalen in hoeverre we daadwerkelijk Hem aanbidden. En vanwege deze test heeft Hij ons een vrije wil gegeven. Stel dat we zouden zijn zoals de engelen.

 

De engelen aanbidden Allah dag en nacht, maar ze kunnen ook niet anders omdat ze geen vrije wil hebben. Ze kunnen niet anders dan Allah gehoorzamen. Als wij zo zouden zijn, zou een test geen zin hebben: iedereen zou met vlag en wimpel slagen. Maar door ons een vrije wil te geven en de vrijheid om bij iedere daad zelf te kiezen, wordt duidelijk wie zich daadwerkelijk inzet om Allah te aanbidden en wie niet.

 

En dan is een dergelijke test dus wel zinvol.

 

Nu heeft Allah ons niet stuurloos op deze wereld gezet.

 

Eén van de soorten leiding die Allah ons schenkt, is dat een ieder van ons wordt geboren met fitrah – de natuurlijke aanleg om in één God te geloven en Allah te aanbidden. Ieder wordt geboren als moslim, en het is vervolgens de omgeving die het kind laat opgroeien met iets anders dan Islaam, waardoor het van zijn natuurlijke aanleg om Moslim te zijn, verwijderd raakt. Andere vormen van leiding zijn het voorbeeld van de Profeet (sallallahoe aleihi wa sallem) en de Qor´aan, het Woord van Allah. De Profeet (sallallahoe aleihi wa sallem) heeft op een mooie manier omschreven hoe Allah de mens leidt op de Rechte Weg::

 

Allah heeft een voorbeeld gegeven: een siraat (recht pad), dat aan beide zijden omringd is door twee muren, met verscheidene open deuren in die muren, bedekt met gordijnen. Er is een roeper bij de poort van de Siraat die uitroept: “O mensen! Blijf op het pad en wijk er niet van af.” Ondertussen waarschuwt ook een roeper van boven het pad iedereen die één van de deuren wil openen: “Wee jij! Open het niet, want als je het opent, zal je er doorheen gaan.”

 

Het rechte pad is de Islaam, de twee muren zijn Allah´s vastgestelde grenzen, terwijl de deuren vertegenwoordigen wat Allah heeft verboden. De roeper bij de poort van de Siraat is het Boek van Allah (de Qor´aan). De roeper boven de Siraat is Allah´s waarschuwing in het hart van iedere Moslim.”  (hadieth verzameld door Ahmed 4:182)

 

Nu zouden we ons kunnen afvragen: Als Allah niet wil dat wij zonden begaan, waarom heeft Hij ons dan zo geschapen? Waarom staat Hij toe dat we zondigen, terwijl Hij toch makkelijk in zou kunnen grijpen?

 

Het antwoord op deze vraag is, dat het niet de bedoeling van Allah is, dat wij mensen niet zondigen. Want Allah is Ar-Rahmaan (de Barmhartige), Ar-Rahiem (de Genadevolle), Al-Ghaffaar (de Vergever), Al-Ghafoer (de Meest Vergevingsgezinde), Al-´Afoe (de Schenker van vergiffenis en de Uitwisser van zonden), Ar-Ra´oef (de Milde). Allemaal namen en eigenschappen van Allah die erop wijzen, dat Allah ervan houdt om te vergeven.

 

In de volgende hadieth lezen we ook, dat Allah ervan houdt om zijn vergevende eigenschappen te tonen en te gebruiken:

Iedere zoon van Adam begaat zonden, maar de beste van degenen die zonden begaan, is degene die het meest taubah doet.” (At-Tirmidhi)

We kunnen dus zeggen, dat het niet Allah´s bedoeling is geweest om mensen te scheppen die zonder zonden zijn. Het was zijn bedoeling om mensen te scheppen die Zijn Eigenschappen van Barmhartigheid en Vergevingsgezindheid  kennen en die zich steeds weer tot Hem wenden en taubah doen – om vergiffenis vragen. De volgende overlevering laat zien, hoe verheugt Allah is met zijn dienaar, als deze zich in berouw tot Hem keert:

 

Allah is meer verheugd met het berouw van Zijn dienaar, dan een man die verblijft op een plaats die gevaarlijk is (de woestijn), maar hij heeft zijn rijdier bij zich die zijn eten en water draagt. Dan gaat hij rusten en slaapt even, en als hij wakker wordt merkt hij dat zijn rijdier weg is. Hij begint hem te zoeken en lijdt onder de hevige hitte en dorst, of wat Allah wil waar hij door lijdt. Dan zegt hij: “Ik ga terug naar mijn plaats.”  Hij gaat terug en valt in slaap. En als hij wakker wordt en zijn hoofd optilt, ziet hij dat zijn rijdier weer naast hem staat, met zijn voorraad eten en drinken. Allah is meer verheugd met het berouw van Zijn dienaar, dan (deze man is met) het vinden van het rijdier met de voorraden.” (Boechari en Moslim)

 

Allah´s Barmhartigheid blijkt ook uit het feit, dat zonden niet direct opgeschreven worden. De Profeet (sallallahoe aleihi wa sallem) heeft gezegd:

 

De schrijvende engel aan de linkerkant houdt zes uur lang zijn pen opgeheven voor hij de zonde van een moslim noteert. Als hij spijt krijgt en Allah om vergeving vraagt, wordt de daad niet opgeschreven, anders wordt hij opgeschreven als één (slechte) daad.” (At-Tabarani en Al-Baihaqi, hasan)

 

Laten we naar de eerste groep mensen kijken, die nauwelijks belang hechten aan hun zonden. Ze doen hun zonden af als onbelangrijk. Ze zeggen: “Wat voor kwaad kan het nou als ik … de hand van vreemde mannen schudt …. naar allerlei films op televisie kijk …. zo af en toe naar muziek luister..? Als ze horen dat iets haraam is, vragen ze: “Ja, maar is het dan een grote of een kleine zonde?” Er zijn veel moslims die zo leven tegenwoordig. Die denken dat als ze niet moorden, niet stelen, geen overspel plegen, dat het dan wel genoeg is.Vergelijk dit eens met de volgende houding:

 

Anas (radiallahoe ´anhoe) zei: “Jullie doen dingen die in jullie ogen minder belangrijk zijn dan een haar, maar in de tijd van de Boodschapper van Allah (sallallahoe aleihi wa sallem) beschouwden we het als zonden die iemand te gronde konden richten.”

 

En Ibn Mas´ood (radiallahoe ´anhoe) zei: “De gelovige ziet zijn zonden alsof hij aan de voet van een berg zit en hij is bang dat deze berg op hem zal vallen. Maar de zondaar ziet zijn zonde alsof een vlieg op zijn neus gaat zitten en hij zwaait hem weg.”

 

Of de overlevering van de Profeet: “Pas op voor kleine zonden die vaak als onbelangrijk worden beschouwd, want ze zijn zoals een groep mensen die midden in een dal halt houden. Eén van hen brengt een tak, en een ander brengt een tak, totdat ze genoeg hebben om hun voedsel op te koken. Deze kleine zonden zullen iemand vernietigen als hij ervoor ter verantwoording wordt geroepen.” Volgens een andere hadieth zei hij: “Pas op voor kleine zonden, want ze stapelen zich op en vernietigen dan iemand.” (Ahmed)

En zo geldt dit ook voor zonden. De geleerden zeggen dat als kleine zonden vergezeld gaan van een gebrek aan schaamte en spijt en vrees voor Allah, dan zouden deze kleine zonden wel eens als grote zonden kunnen gaan tellen. Daarom wordt er gezegd: een kleine zonde blijft niet klein als je erin volhardt, en een grote zonde blijft niet groot als je vergeving blijft vragen

 

(berouw) betekent kort gezegd dat je je afwendt van zonden, dat je probeert om geen zonden meer te begaan en je je voorneemt op de Rechte Weg te blijven. Het houdt in dat je spijt hebt van de dingen die je verkeerd hebt gedaan, dat je je tegenover Allah schaamt voor je zonden. Je voelt dat je door je zonde en je ongehoorzaamheid steeds verder weg raakt van Allah. Door taubah keer je je van deze zaken af en keer je weer terug naar de gehoorzaamheid aan Allah. Door middel van taubah reinigen we onszelf als het ware van de onreinheden die zonden op ons hart achterlaten.

Taubah is een daad die Allah ons oplegt. Allah zegt de gelovigen dat ze berouw moeten hebben en moeten terugkeren naar Hem. Dit bevel vinden we in de Qor´aan (An-Noer 24:31):

 

« En keert allen terug in berouw tot Allah, o gelovigen, zodat jullie succesvol zullen zijn. »