De gemiste dagen van de Ramadaan

 

 

De gemiste dagen van Ramadaan:Moet men deze onmiddellijk inhalen of mag men dit uitstellen?

 

 

Al-Imaam al-Albaanie – moge Allah hem genadig zijn – zegt in “Tamaam al-

Minnah fit-Ta’lieq ‘alaa Fiqh as-Soennah” (blz. 421) als commentaar op de woorden

van ash-Shaykh Sayyid Saabiq (de auteur van Fiqh as-Soennah) – moge Allah hem

genadig zijn:

 

“Het inhalen van gemiste dagen van Ramadaan hoeft niet per se onmiddellijk te

gebeuren, maar men heeft de mogelijkheid om dit op elk gewenst tijdstip te doen.

Hetzelfde geldt voor de boetedoening.” (Einde van de woorden van ash-Shaykh Sayyid

Saabiq – moge Allah hem genadig zijn)

 

Het commentaar van al-Imaam al-Albaanie – moge Allah hem genadig zijn:

“Dit is in tegenstrijd met de Woorden van Allah – Verheven is Hij:

En haast jullie naar de Vergeving van jullie Heer.

[ Soerah Aal ‘Imraan 3:133 ]

 

De waarheid is dat men verplicht is om zich te haasten in het inhalen van de gemiste

dagen, voor zover men hiertoe in staat is. Dit is tevens de opinie van Ibn Hazm (6/260).

Er is niets authentieks in de Soennah wat hier tegenin gaat.

 

Wat betreft de bewijsvoering van de auteur (d.w.z. Sayyid Saabiq) met zijn woorden:

“Het is namelijk authentiek overgeleverd van ‘Aa-ishah dat zij haar gemiste dagen van

Ramadaan pas inhaalde in Sha’baan(1) (overgeleverd door Ahmad en Moeslim). Zij

haalde hen niet onmiddellijk in op het moment dat zij hiertoe in staat was.”

Deze woorden zijn niet correct. In de overlevering van ‘Aa-ishah staat namelijk niet dat

zij in staat was om het vasten onmiddellijk in te halen. Integendeel, hij bevat het

tegenovergestelde daarvan. De overlevering van Moeslim (3/154-155) heeft namelijk de

volgende bewoordingen:

 

“Het kwam (dikwijls) voor dat ik dagen van Ramadaan moest inhalen, maar dat ik niet in

staat was om deze in te halen, behalve in Sha’baan; vanwege het bezig zijn met de

Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam.”

Op dezelfde manier heeft al-Boekhaarie hem overgeleverd in zijn Sahieh – in

tegenstelling tot wat de analyse van de auteur doet denken. In een andere overlevering

van Moeslim zegt ‘Aa-ishah:

 

“Het kwam (dikwijls) voor dat één van ons niet vastte in de tijd van de Boodschapper

van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam, waarop zij niet in staat was om dit in de

aanwezigheid van de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam – in te halen

totdat Sha’baan kwam.”

 

Deze twee versies van de overlevering laten duidelijk zien dat zij niet in staat was om het

vasten in te halen vóór Sha’baan. Verder geven zij de indruk dat als zij hiertoe wel in

staat zou zijn, dat zij dit dan niet had uitgesteld. De overlevering is dus een bewijs tegen

de auteur en degenen die hem vooraf zijn gegaan.

 

Om deze reden zei az-Zayn ibn al-Moenayyir – moge Allah hem genadig zijn:

“Wat duidelijk uit de handeling van ‘Aa-ishah volgt, is dat zij het inhalen liever zou

verhaasten, als het niet was om de bezigheid die haar hiervan weerhield. Dit geeft de

indruk dat degene die geen excuus heeft, het inhalen van het vasten niet dient uit te

stellen.” (Zie Fat-h al-Baarie, deel 4, blz. 189)

 

Weet dat Ibn al-Qayyim, al-Haafidh (Ibn Hadjar) en anderen duidelijk hebben gemaakt

dat de woorden:

“…vanwege het bezig zijn met de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa

sallam.”

…de overlevering zijn binnengedrongen en niet tot de woorden van ‘Aa-ishah behoren.

Dit zijn echter de woorden van één van de overleveraars: Yahya ibn Sa’ied. Een bewijs

hiervoor zijn de woorden van Yahya in een overlevering van Moeslim:

“Dus ik dacht dat dit kwam vanwege haar band met de Profeet – sallallahoe ‘alayhi wa

sallam.”

 

Maar dit heeft geen effect op datgene wat wij gezegd hebben. Ons bewijs hiervoor zijn

namelijk niet deze woorden die de overlevering zijn binnengedrongen, maar de woorden

van ‘Aa-ishah: “…maar ik was niet in staat…” De binnengedrongen woorden zijn enkel

een verduidelijking van de reden waarom ‘Aa-ishah niet in staat was; en hier gaat het

ons niet om in deze kwestie.

 

Ik weet niet hoe al-Haafidh (Ibn Hadjar) dit over het hoofd heeft gezien, aangezien hij in

het einde van de uitleg van de overlevering zegt:

“De overlevering duidt erop dat het volstrekt is toegestaan om het inhalen van de

gemiste dagen van Ramadaan uit te stellen, of men hier nu een excuus voor heeft of

niet. Immers, de toevoeging is de overlevering binnengedrongen, zoals wij hebben

aangetoond…”

 

Hij heeft over het hoofd gezien dat het excuus is dat zij hiertoe niet in staat was. Denk

hier dus over na.” (Einde van de woorden van al-Imaam al-Albaanie)

Verder zegt al-Imaam al-Albaanie – moge Allah hem genadig zijn – op blz. 424

van hetzelfde boek (ingekort):

 

“De eindconclusie waartoe ik ben gekomen, is dat het verplicht is om onmiddellijk te

vasten – behalve wanneer men een excuus heeft – en dat dit opeenvolgend dient te

gebeuren. Verder dat het toegestaan is om deze gemiste dagen te verdelen (dus niet

opeenvolgend), wanneer men hier een excuus voor heeft of wanneer men een rustpauze

wil nemen die de last van het opeenvolgend vasten wegneemt.

Wanneer we zouden toestaan dat men niet onmiddellijk vast en dat dit niet

opeenvolgend hoeft te gebeuren, zou dit er immers toe kunnen leiden dat men het

inhalen van het gemiste vasten maanden of zelfs jaren uitstelt. Iemand zou namelijk

kunnen zeggen:

 

“Het feit dat ‘Aa-ishah – moge Allah tevreden zijn met haar – het inhalen van haar

gemiste dagen uitstelde tot Sha’baan, wil niet zeggen dat het verboden is (om de

gemiste dagen uit te stellen tot na Sha’baan).”

Wat dan?! Is het niet zo dat dit leidt tot nalatigheid en uitstel – en zelfs tot

onachtzaamheid?!

 

Wij kennen allemaal de Woorden van Allah – Verheven is Hij:

En geen ziel weet wat zij morgen zal verrichten.

[ Soerah Loeqmaan 31:34 ]

 

Bovendien, wat is het verschil tussen degene die het inhalen van zijn gemiste dagen van

Ramadaan uitstelt, terwijl hij hiertoe in staat is en degene die in staat is om de

bedevaart te verrichten, maar deze uitstelt zonder excuus?

Vervolgens heb ik sommige woorden overpeinsd uit de andere wegen van de

overlevering van ‘Aa-ishah – moge Allah tevreden zijn met haar:

 

“Het kwam (dikwijls) voor dat één van ons niet vastte in de tijd van de Boodschapper

van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam, waarop zij niet in staat was om dit in de

aanwezigheid van de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam – in te halen

totdat Sha’baan kwam.”(2)

 

Overweeg – moge Allah jou genadig zijn – de woorden:

“…om dit in de aanwezigheid van de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa

sallam – in te halen…”

 

Overdenk – moge Allah jou succes geven – ook de andere overlevering met de

bewoordingen:

“Ik was gewoon om mijn gemiste dagen van Ramadaan pas in te halen in Sha’baan,

totdat de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam – overleed.”(3)

Maar wat gebeurde er nadat de Boodschapper van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam –

was overleden? Stelde ‘Aa-ishah – moge Allah tevreden zijn met haar – het inhalen van

haar gemiste dagen nog steeds uit tot Sha’baan?

 

Zonder twijfel is het antwoord hierop duidelijk, want ‘het bezig zijn met de Boodschapper

van Allah – sallallahoe ‘alayhi wa sallam’ was er niet meer na de ramp van zijn dood.

Zodoende is ook ‘het niet in staat zijn’ verdwenen, welke ‘Aa-ishah – moge Allah tevreden

zijn met haar – noemde: “…maar ik was niet in staat…”

 

Degene die dus in een soortgelijke situatie als die van ‘Aa-ishah – moge Allah tevreden

zijn met haar – zit, waardoor zij een excuus had en niet in staat was om de gemiste

dagen in te halen; daartegen zeggen wij: “Er rust geen kwaad, er rust geen kwaad (in

het uitstellen van het inhalen van de gemiste dagen)!”

 

Vervolgens valt dit onder een andere kwestie die groter is dan deze: “Hoe zit het met de

plichten tegenover Allah – Vrij is Hij van elke tekortkoming – en tegenover de dienaren?

Moeten deze onmiddellijk worden uitgevoerd of mag men deze uitstellen?”

Hier kan lang over gediscussieerd worden, maar voldoende voor ons zijn de woorden van

de Profeet – sallallahoe ‘alayhi wa sallam:

 

“De rijke die het aflossen van zijn schuld uitstelt, heeft onrecht gepleegd.”(4)

Op gezag van ‘Amr ibn ash-Sharied van zijn vader dat de Boodschapper van Allah –

sallallahoe ‘alayhi wa sallam – gezegd heeft:

 

“De rijke die het aflossen van zijn schuld uitstelt; zijn eer mag aangetast

worden(5) en hij mag bestraft worden(6).”(7)

Tevens kunnen wij zeggen wat de Profeet – sallallahoe ‘alayhi wa sallam – zei (in een

andere situatie dan deze):

 

“De schuld tegenover Allah heeft er meer recht op om afgelost te worden.”(8)

Einde van de woorden van al-Imaam al-Albaanie.

Bron: Tamaam al-Minnah fit-Ta’lieq ‘alaa Fiqh as-Soennah, blz. 421 & 424

Vertaald vanuit het Arabisch door: Ridouane Mallouki

 


 

(1) Voetnoot van de vertaler: Sha’baan: De achtste maand van de Islamitische

kalender, de maand vóór Ramadaan en tevens de laatste maand waarin men gemiste

dagen van Ramadaan mag inhalen.

(2) Overgeleverd door Moeslim (1146).

(3) Overgeleverd door at-Tirmidhie, Ibn Khoezaymah en anderen. Zie ook Irwaa- al-

Ghaliel, deel 4, blz. 98.

(4) Overgeleverd door al-Boekhaarie (2287) en Moeslim (1564).

(5) Voetnoot van de vertaler: Dat wil zeggen dat degene aan wie hij geld verschuldigd

is, tegen hem mag zeggen: “Jij bent een onrechtpleger, enz.” zonder hem valselijk te

beschuldigen of zedeloze woorden te gebruiken.

(6) Voetnoot van de vertaler: Dat wil zeggen dat de autoriteit in een Islamitische

staat of degene die door hem is aangesteld (rechter, enz.) hem mag berispen door hem

gevangen te nemen, enz. opdat hij zijn schuld aflost.

(7) Overgeleverd door Ahmad, Aboe Daawoed (Sahieh Soenan Abie Daawoed, 3086) en

anderen. Zie ook Irwaa- al-Ghaliel (1434).

(8) Overgeleverd door al-Boekhaarie (1953) en Moeslim (1148).

http://www.soennah.com/content/view/593/41/