De hel en haar bestraffing

 

 

De hel en haar bestraffing

 

Allah heeft ons geschapen om Hem te aanbidden. En hij heeft ons aanwijzingen gegeven van zijn Grootsheid zodat wij Hem vrezen. Hij heeft duidelijk gemaakt hoe sterk zijn bestraffing zal zijn, zodat de mens er naar zal streven zijn zondigheid te verlaten, en naar zuiverheid en oprechtheid zal streven. Eén van die aanwijzingen is het Vuur, dat Allah als volgt beschrijft:

 

Zij laat niets over en zij laat niets achter

Zij verzengt de huid.

Negentien hebben er opzicht over haar. [al-Mudatthir, 28-30]

 

De hel waarin zij zullen braden. Dat is pas een slechte rustplaats! [Sad, 56]

 

De Profeet –sas- heeft gezegd: ‘Bij degene in wiens hand mijn ziel is, als jullie zouden zien wat ik gezien heb, dan zouden jullie weinig lachen en zouden jullie hevig wenen.’ Men zei: ‘Wat heeft u gezien, o gezant van Allah?’ Hij zei: ‘Ik heb het Paradijs en het Vuur gezien.’

 

Nu’maan Ibn Bashir heeft gezegd: ‘Ik hoorde de Profeet –sas- preken en hij zei: “Ik heb jullie gewaarschuwd voor het Vuur, ik heb jullie gewaarschuwd voor het Vuur.”

 

En de Profeet –sas- heeft gezegd: “Vergeet de twee grootse zaken niet (al-ʿadhimatain), vergeet de twee grootse zaken (al-adhimatain) niet! Het Paradijs en het Vuur!’ Vervolgens zei hij wenend, en zijn tranen liepen aan weerszijden langs zijn baard: ‘Bij degene in wiens hand de ziel van Mohammed is, als jullie wisten wat ik weet over het hiernamaals, dan liepen jullie naar de hoogvlakte (al-Saʿied) en bedekten jullie je hoofden met aarde.’

 

De bestraffing in het Vuur zal hevig zijn:

Wanneer zij de halsketenen om hun nekken hebben en de kettingen, worden zij gesleurd

In het gloeiende water en daarna in het Vuur verbrand [al-Ghaafir, 71-72]

 

Wanneer zij erin geworpen worden, horen zij het gekreun ervan terwijl zij overkookt [al-Mulk, 7]

 

In het Vuur zullen zij verschrikkelijke dingen moeten eten en drinken, waaronder zakkoem.

De zakkoemboom

Is voedsel voor de zondaar

Als gesmolten metaal kookt het in de buiken

Zoals gloeiend water kookt [al-Dukhaan, 43-46]

 

De Profeet –sas- heeft gezegd: ‘Als een druppel zakkoem op de grond zou druppelen, zou het bitter worden voor de aardbewoners te leven. Dus hoe is het voor degene voor wie het voedsel is en die daarbuiten niets te eten heeft!’

 

Men zal niet uit het Vuur kunnen ontsnappen.

Voor hen zijn er knuppels van ijzer

Telkens als zij van smart eruit wensen te gaan, worden zij erin teruggebracht en wordt tot hen gezegd: ‘Proeft de straf van de verbranding.’ [al-Hajj, 21-22]

 

En de deuren zullen achter hen gesloten worden.

Die heeft zeven poorten: elke poort ervan heeft een toegewezen deel [al-Hijr, 44]

 

Verdriet en huilen zullen hen overvallen vanwege de strengheid van de bestraffing.

En zij roepen: ‘O Maalik, laat jouw Heer een einde aan ons maken.’ Hij zegt: ‘Jullie blijven hier.’ [al-Zukhruf, 77]

 

De Profeet –sas- heeft gezegd: ‘De bewoners van het Vuur zullen huilen, totdat als er boten op hun tranen zouden zijn, zij zouden stromen, en ze zullen bloed huilen.’

 

Men zal smeken om een tweede kans:

Zij zullen erin uitschreeuwen: ‘Onze Heer, haal ons hier uit, dan zullen wij deugdelijk handelen, anders dan wij altijd deden.’ [Faatir, 37]

 

Onze Heer, verleen ons nog een kort uitstel, dan zullen wij aan Uw oproep gehoor geven en de gezanten volgen. [Ibrahim, 44]

 

Onze Heer, wij zijn tot inzicht gekomen en wij hebben geluisterd. Breng ons terug, dan zullen wij deugdelijk handelen. Wij zijn vast overtuigd. [al-Sajda, 12]

 

Zij zeggen: ‘Onze Heer, onze ellendigheid heeft ons overwonnen; wij waren mensen die dwaalden

Onze Heer, breng ons hieruit en als wij dan terugvallen, dan plegen wij echt onrecht.’

Hij zegt: ‘Weest weg, blijft erin en spreekt niet tot mij. [al-moe’minoen, 106-108]

 

Er is geen genade voor hun geween, en hun smeekbeden worden niet verhoord.

Maar zij die ongelovig zijn, voor hen is er het vuur van de hel; er zal voor hen geen eind aan gemaakt worden zodat zij sterven, noch zal de bestraffing ermee voor hen verlicht worden. Zo vergelden wij aan iedere ondankbare ongelovige. [Fatir, 36]