Na de ramadan

 

 

Een prachtige uitspraak van een rechtgeleide khalief Abu Bakr na het overlijden van onze profeet (saw): Wie Mohammed (saw) aanbad, laat hem weten dat Mohammed is overleden, maar wie Allah aanbidt laat hem weten dat Allah eeuwig is en nooit zal sterven.

Deze wijze les kunnen wij toepassen op de heilige maand Ramadaan.

Wie de maand Ramadaan aanbad, laat hem weten dat deze maand ons heeft verlaten, maar wie Allah aanbidt, laat hem weten dat Allah eeuwig is en nooit zal sterven.
Als een moslim het geduld bewaart om na de Ramadan goede daden te verrichten, dan is dit een teken dat zijn vasten geaccepteerd is door Allah. Als hij er niet in slaagt om na de Ramadan goede daden te verrichten, en hij de weg van de Shaytaan volgt, dan is dit een teken van vernedering, gebrekkigheid, lage status en beroofd zijn van de hulp van Allah, zoals al-Hasan al-Basri heeft gezegd: “Zij waren niet meer belangrijk voor Allah, dus begingen zij zonden. Als zij iets betekend hadden voor Hem, dan zou Hij hen beschermd hebben.” Wanneer iemand onbelangrijk wordt voor Allah, zal Allah hem niet langer eren. Allah zegt interpretatie van de betekenis) En wie door Allah vernederd wordt: voor hem zijn er dan geen eerbewijzers. [al-Hajj 22:18]

Het is verbazingwekkend dat je tijdens de Ramadan sommige mensen ziet die vasten en ’s nachts bidden en uitgeven in liefdadigheid en de Heer der Werelden vereren, en zodra de maand ten einde komt, verandert hun aard volledig en krijgen ze een slechte houding tegenover hun Heer. Je ziet dus dat ze hun gebed verwaarlozen en goede daden vermijden, ze begaan zonden en zijn op vele manieren ongehoorzaam aan Allah, ze blijven weg van gehoorzaamheid aan Allah, de Heerser, de Heilige, Degene die vrij is van alle tekortkomingen.
Bij Allah, hoe vreselijk is het wanneer mensen Allah alleen in de Ramadan erkennen.

De moslim zou van de Ramadan een kans moeten maken om een nieuwe bladzijde om te slaan door berouw te tonen, zich tot Allah te richten, te volharden in het aanbidden van Allah en zich altijd bewust te zijn van het feit dat Allah elke minuut van elk uur toekijkt. Na de Ramadan zou de moslim dus gehoorzaam moeten blijven aan Allah en zonden en slechte handelingen moeten vermijden, als voortzetting van hoe hij tijdens de Ramadan was en de dingen die hij toen deed om dichter bij de Heer van de schepping te komen.
Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

Houd het gebed aan de twee uitersten van de dag en gedurende de eerste uren van de nacht. Voorzeker, goede werken verdrijven kwade werken. Dit is een aanmaning voor degenen die er lering uit trekken. [Hud 11:114]
De Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) heeft gezegd:

“Volg een slechte daad op met een goede daad want deze zal het uitwissen, en heb een goede houding en goede manieren tegenover de mensen.” [Overgeleverd door al-Tirmidhi met een hasan isnaad]

Het doel waarvoor Allah iedereen geschapen heeft, was ongetwijfeld om Hem Alleen te aanbidden, zonder partner of deelgenoot. Dit is het ultieme en hoogste doel; het verkrijgen van ‘uboodiyyah (een dienaar van Allah zijn in de meest ware en volledige betekenis). Dit werd op de mooiste manier bereikt tijdens de Ramadan, toen we de mensen in groepen en individueel naar de huizen van Allah zagen gaan, en we zagen hen ernaar streven om de verplichte gebeden op tijd uit te voeren en om liefdadigheid te geven, concurrerend met elkaar in het verrichten van goede daden. Goede daden zijn ongetwijfeld onder de daden die een persoon ten alle tijden dichter bij Allah brengen, en de Heer van de Ramadan is ook de Heer van alle andere maanden. De aanbidding die Allah ons opgelegd heeft, omvat vijf zuilen waarvan het vasten er één is, die een vastgestelde periode duurt die tot een einde is gekomen. Maar er blijven andere zuilen over waarvoor we verantwoordelijk zijn tegenover Allah: Hajj, het gebed en zakaah. We moeten deze plichten uitvoeren op de manier die Allah tevreden stemt, en we moeten ernaar streven om het doel waarvoor we geschapen zijn te vervullen. Allah zegt: (interpretatie van de betekenis)

En ik heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen. [al-Dhaariyaat 51:56]

De Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) leerde zijn Metgezellen om te concurreren in goede daden en hij legde uit dat de liefdadigheid die een persoon geeft wanneer hij niet geneigd is om dat te doen en wanneer hij in goede gezondheid is maar armoede vreest, zwaarder zal wegen bij Allah op de weegschaal van goede daden, terwijl degene die het uitstelt en wanneer hij ziek wordt, hier en daar aan liefdadigheid begint te geven uit vrees dat zijn goede daden afgewezen zullen worden, het gevaar loopt dat zijn liefdadigheid niet geaccepteerd zal worden.

Allah zegt: (interpretatie van de betekenis)

Voorwaar, Allah aanvaardt slechts het berouw van degenen die het slechte uit onwetendheid bedrijven en vervolgens snel berouwvol zijn. Zij zijn degenen van wie Allah het berouw aanvaardt en Allah is Alwetend, Alwijs. [al-Nisa’ 4:17-18]

De vrome en oprechte gelovige zou Allah moeten vrezen en ernaar moeten streven om Allah te allen tijde te gehoorzamen, volhardend in zijn taqwa en altijd strevend om het goede te doen, anderen uit te nodigen tot Allah, het goede te gebieden en het slechte te verbieden. De dagen en nachten van de gelovige in deze wereld zijn pakhuizen, dus laat hem zien wat hij er in op kan slaan. Als hij er goede dingen in opslaat, zal dit op de Dag der Opstanding in zijn voordeel getuigen voor zijn Heer; als het tegenovergestelde het geval is, dan zal het een ramp voor hem zijn. We vragen Allah om ons en jullie te redden van dat verlies.

Als Allah de Ramadan van een persoon geaccepteerd heeft en hij van deze periode van (spirituele) training geprofiteerd heeft en standvastig is gebleven in het gehoorzamen van Allah, dan heeft hij zich aangesloten bij de karavaan van degenen die standvastig zijn gebleven en geantwoord hebben aan Allah. Allah zegt (interpretatie van de betekenissen):

Voorwaar, degenen die zeggen: “Onze Heer is Allah,” en die vervolgens standvastig zijn: over hen zullen de Engelen neerdalen (en zeggen:) “Weest niet bevreesd en niet treurig, en weest verheugd met het Paradijs dat aan jullie is beloofd.

Wij zijn jullie helpers tijdens het wereldse leven en in het Hiernamaals en voor jullie is daarin wat jullie zielen verlangen en voor jullie is daarin wat jullie vragen.” [Fussilat 41:30-31]

Vanaf het moment dat de gelovige de vroegste leeftijd van beoordelingsvermogen bereikt, totdat hij zijn laatste adem uitblaast, zou hij zich aan moeten sluiten bij de karavaan van degenen die standvastig zijn en aan boord moeten gaan van het schip van verlossing. Hij zou in de schaduw van “Laa ilaaha ill-Allah” moeten blijven, genietend van de zegeningen van Allah. Deze religie is de waarheid en de manier waarop we dit standvastig aanhangen tijdens de Ramadan, is datgene waar Allah ons mee eert zodat we Hem blijven aanbidden na de maand van de Ramadan. Vergeet niet dat Allah jou gezegend heeft met het geven van liefdadigheid, het vasten en du’a die geaccepteerd zijn. Vergeet niet om voor deze goede daden en deze steun van Allah te zorgen, en laat hen niet uitgewist worden door slechte daden. Streef er dus naar om goedheid en geluk op jouw weg te zaaien en om degenen die standvastig blijven (in de islam) gezelschap te houden en om Allah en Zijn Boodschapper en het Huis van het Hiernamaals na te streven, waar tegen jou gezegd zal worden: Ontvang blijde tijdingen van het Paradijs zo wijd als de hemelen en de aarde, voorbereid voor de godvrezende, omdat je geantwoord hebt aan de oproep van Allah.

Na de Ramadan zijn de mensen in verschillende soorten verdeeld, waarvan ik de twee belangrijkste hier zal beschrijven. Het eerste soort zijn degenen die je in de Ramadan zich hard ziet inspannen in aanbidding. Je ziet ze knielen of staan in het gebed, of lezen de Qur’aan, doen du’as etcetera. Maar de maand is nauwelijks beëindigd of ze vallen weer terug in achteloosheid en het begaan van zonden alsof ze gevangen waren van die aanbidding, dus richten ze hun aandacht op hun verlangens en worden achteloos en begaan zonden waarvan ze denken dat het hun leed en verdriet weg zal nemen. Maar deze arme mensen vergeten dat zonde de oorzaak van de ondergang is, want zonden zijn als oorlogswonden waarvan er één fataal kan blijken te zijn.

Nadat ze deze gehele maand hebben doorgebracht met aanbidding, vallen deze mensen terug. Dit zijn de incidentele aanbidders die Allah alleen erkennen bij bepaalde gebeurtenissen of in tijden van moeilijkheden en leed en daarna is er geen gehoorzaamheid of aanbidding meer. Wat een slechte gewoonte is dat!
Ik vraag me af wat het nut is van het aanbidden van een hele maand als dat opgevolgd wordt door een terugkeer tot oneerbare manieren.

De tweede soort zijn degenen die pijn voelen bij het vertrek van de Ramadan omdat ze de zoetheid geproefd hebben van het veilig zijn voor zonden en de bitterheid van geduld was onbelangrijk geworden voor hen omdat ze de ware aard van hun zwakheid ontdekten en de behoefte aan hun Meester (Allah) en hun behoefte om Hem te gehoorzamen. Ze hebben gevast naar de ware betekenis van het vasten en ze stonden ’s nachts uit liefde in het gebed, dus toen ze de Ramadan vaarwel zeiden, stroomden hun tranen en waren hun harten gebroken. Degenen onder hen die belast waren met zonden, hoopten van zonden bevrijd te worden en vrijgesproken te worden van de Hel en om zich aan te sluiten bij de karavaan van degenen die aanvaard zijn. Bij Allah, zijn zij hetzelfde? Alle lof is aan Allah, maar de meeste van hen weten het niet.

Vraag jezelf af tot welke van deze twee groepen jij behoort.

Ik vraag Allah die ons heeft gezegend met het vasten om ons te zegenen met leiding, godvrezendheid en aanvaarding van onze goede daden. Moge Hij ons helpen om te volharden in het verrichten van goede daden en om standvastig te blijven, want volharding in het verrichten van goede daden is één van de beste manieren om dichter bij Allah te komen.